Angst in mij
Ergens in mij leeft een be-kende maar onoverwinnelijke angst. Om haar te leren kennen, beginnen we bij het begin. De hogeschoolopleiding in de hoofdstad waar een deel van mijn werkzame leven zich afspeelt, is sociaal juridische dienstverlening. De afgestudeerde SJD’ers kunnen aan de slag bij publieke diensten, zoals de reclassering, wooncorporaties of afdelingen leerplicht.
Zo’n 60 procent van onze studenten heeft een biculturele achtergrond. Een bijna perfecte afspiegeling van de Amsterdamse straat. Sommige opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam zijn treurspiegels. Ze lopen hopeloos achter op de stadse realiteit. Vorig jaar was het op de hogeschool zelfs nieuws dat de eerste vrouw met een Marokkaanse achtergrond aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding ging studeren.
Enige tijd geleden werd ik gevraagd om bij de opleiding communicatie een vak in de literatuurminor te verzorgen. Met een aantal docenten-schrijvers, zoals Cathelijn Schilder en Thomas van Aalten, onderwezen we verschillende literaire disciplines.
Een aantal dagen voor de lessen begonnen, kreeg ik de studentenlijst toegestuurd, die een dubbele knoop in mijn maag strikte. De laatste keer dat bijna de hele klas Nederlandse namen had, zat ikzelf op de basisschool.
Hoeveel invloed die lijst op mij had, merkte ik toen de verbeelding mij ’s nachts bezocht. Ik droomde dat ik extra vroeg bij het lokaal aankwam, om de bankjes recht en de powerpoint klaar te zetten. De deur van het lokaal stond open. Niet ongewoon, want af en toe vergeten de schoonmakers die te sluiten. Ik liep naar binnen en zag dat de studenten al binnen zaten. Alle 25 hoofden draaiden gelijktijdig om. De namen op de lijst vielen samen met hun gezichten.
Tussen de rijen schoolbanken schuifelde ik naar voren en ik ging voor de klas staan. Eén van de studenten stak zijn hand op. Ik probeerde iets te zeggen, maar er kwam niets. Het geluid bleef in mijn keel steken. Door de opkomende paniek verscheen de kruipende blos in mijn hals. Uiteindelijk knikte ik naar de student. Vlak voor ik m’n ogen opendeed, hoorde ik zijn vraag: “Spreekt u Nederlands?”
Toen ik wakker werd, was er opluchting, omdat ik geloof dat een spannende gebeurtenis nooit mislukt als die wordt afgegaan door een akelige droom. Bij de ochtendkoffie was de zucht van verlichting verdampt, want ik wist waar de droom, zonder enige duiding of interpretatie, over ging. Diep in mij woont de angst voor het oordeel van de Ander over mijn Nederlandse taal. Ook al droom, onderwijs en bedrijf ik de liefde in die taal.
Ik weet dat die Ander niet bestaat, maar ik heb hem bedacht, dus hij is in mij.
Asis Aynan
Deze column verscheen in Trouw, op 5 september 2018.