Op vrijdag 28 november 2014 werd de vijfde roman Liefde met een lok haar van Mohammed Mrabet uit de Berberbibliotheekreeks gepresenteerd. Ter gelegenheid van de feestelijke presentatie sprak schrijver Benno Barnard onderstaand verhaal uit.
Beste Asis en Jurgen, dames en heren,
Toen ik een jaar geleden kennismaakte met Asis, was de eerste vraag die hij me stelde of ik inderdaad op het kalifaat was gebotst nog voor het bestond. Dat was zo. In 2010 werd een islamkritische lezing van mij aan de Universiteit van Antwerpen verstoord door een merkwaardige menigte in witte jurken, een soort soennitische Ku Klux Klan. Ik kan niet ontkennen dat ik daar, na weken van politiebewaking en de angst van twee kinderen, een licht trauma aan heb overgehouden.
Asis en ik raakten bevriend. Hij bezocht me in mijn oude huis aan de taalgrens in Vlaanderen. We praatten veel. Ik las zijn boek Gebed zonder eind en vond dat een openbaring. Mijn recensie van dat boek heette niet zomaar ‘Hollandser dan ikzelf’, want in sommige opzichten is hij dat. Tegelijk is hij natuurlijk ook een Berber, maar dan een die tegen religieus bevlogen Berberse generatiegenoten zegt: ‘Jullie moeten neuken. Lekker heel veel neuken’ – wat een onverwachte maar verfrissende wending geeft aan het begrip kut-Marokkaantjes.
Ik schreef onder meer dit over Asis en zijn boek:
‘Zijn identiteit is als een tegenstander die hem telkens weer uitdaagt. Op een bepaald moment noemt Aynan zichzelf een “christelijk-islamitische” Berber: dat vat de verwarring wel goed samen. (…) Tot diep in zijn taal bespeur ik een fusie tussen iets christelijks en iets islamitisch – en een boek lang heb ik me daarover verbaasd.
Ik ben licht getraumatiseerd door mijn ervaring met de religieuze psychopaten van Sharia4Belgium (…). Des te verheugder was ik via de spiegel van dit boek iets te kunnen zien van de intieme wereld van de tweede generatie, en van de rijke onrust in het hoofd van een begaafd kind, dat in de moderniteit thuishoort maar de weg kent in een ons vreemde oudheid.
O mochten er in deze verwarde tijden toch een paar honderd van dit soort jongens opstaan!’
Goed – genoeg over de bedenker en bezieler van de Berberbibliotheek.
Vervolgens verbaasde ik me over Hongerjaren van Mohammed Choukri, dat Asis me had gegeven: een autobiografisch boek waarin de botsing binnen de islam tussen de moderniteit en het geloof minstens zo’n harde knal oplevert als de botsing, vandaag de dag, binnen de moderniteit, tussen de islam en de westerse cultuur.
Een verbazingwekkend boek, dat Hongerjaren. Ik dacht dat ik, als product van de naoorlogse welvaart, wel iets van decadentie wist, maar ik leerde eruit dat ik in vergelijking met de Marokkaanse jeugd in de jaren vijftig een erg matige drinker en minnaar was.
Liefde met een lok haar van Mohammed Mrabet, het boek ter gelegenheid waarvan wij hier bijeen zijn, is minstens even verwarrend. Het begint zo:
‘Mohammed woonde bij Mr. David, een Engelsman die een klein hotel beheerde vlak bij het strand. Zijn moeder was al jaren dood, maar hij ging vaak naar het huis waar zijn vader en broers en zussen woonden. Het enige in Mohammeds leven wat zijn vader triest maakte, was dat hij in de vier jaar die hij bij Mr. David had doorgebracht, had leren drinken.
Je bent nu zeventien, zei zijn vader dan. Hou op je te gedragen als een jongen. Binnenkort zul je trouwen. Wil je dat je vrouw en kinderen je dronken zien?’
Alles wat ons aanbelangt, dramatisch, cultureel, biografisch, zit al in deze weinige zinnen.
Om te beginnen is Mr. David gemodelleerd naar de Amerikaanse schrijver Paul Bowles, die de verhalen van de analfabeet Mrabet opschreef. In hoeverre de gesuggereerde, maar nooit uitgesproken homoseksuele verhouding tussen Mr. David en Mohammed historisch is, weet ik niet. De nog koloniale machtsverhoudingen – zowel in het Tanger van toen als in de relatie tussen de man en de jongen – zijn ongetwijfeld authentiek. Intussen was de relatie tussen Bowles en Mrabet ook die tussen het alfabet en de orale literatuur.
En voorts zijn we dus al in de eerste alinea getuige van een confrontatie die nog steeds niet voorbij is: die tussen een oude en een nieuwe wereld. Het belangrijkste beeld van de oude wereld – dat als een metafoor door de hele roman heen zweeft – is dat van de hekserij. Mohammed wordt verliefd en laat een heks zijn geliefde betoveren, met als gevolg dat hij inderdaad op zijn zeventiende trouwt, conform de voorspelling van zijn vader. Die tovenarij wordt in de rest van het boek niet ‘intellectueel’ ter discussie gesteld, zoals ik als westerling geneigd zou zijn te doen – en dat draagt in niet geringe mate bij tot de charme van het boek.
Die charme is ook gevaarlijk. Net als Mr. David ben ik geneigd de brute maatschappij van Mohammed als een sprookjeswereld te zien, in een floers van Duizend-en-een-Nacht-achtigheid, iets met sensuele lichamen in oriëntaalse baden. In die bekoorlijke droom heten christenen ‘Nazareners’, en toen ik dat woord las, reisde ik in de teletijdmachine van de literatuur eeuwen terug.
Maar dat sprookjesbeeld is ook een anamorfose van de armoede, de achterlijkheid en het analfabetisme van een archaïsche cultuur. In de vorige zin beginnen vijf woorden met een a… we zitten echt aan het begin van het alfabet. En tegelijkertijd bevinden we ons in de jaren vijftig; en als we het boek dichtslaan zijn we terug in de 21ste eeuw, waar we ons de vraag kunnen stellen of we niet bezig zijn de ontknoping mee te maken van die botsing tussen twee systemen.
Er is ook de schoonheid van Mohammeds wereld. Die zit vooral in de vorm van de vertelling, die oeroude, onweerstaanbare, sprookjesachtige orale vorm, die zo naïef niet is of ook de hardvochtigheid van het Tanger van toen (de rol van de politie bijvoorbeeld) en de dialectiek van de botsende werkelijkheden passen erin.
Asis beschrijft in de inleiding hoe hij Mohammed Mrabet bezoekt. Hij vraagt hem waar al die verhalen vandaag blijven komen en dit is het antwoord:
‘Als hij op zoek was naar een verhaal, schilderde hij een vis en het blauw van de Méditerranée. De volgende dag bracht de vis hem een verse vertelling. Al zijn boeken kwamen uit de zee.’
Dat is magisch denken en het behoort tot de archetypen die ons brein bevolken. De reactie van Asis getuigt van westerse scepsis en tegelijk van ontvankelijkheid voor het magische denken:
‘Ik geloofde er niets van, maar vond het prachtig.’
Asis is afkomstig uit Nederland en uit de wereld van Mrabet; hij is een product van de grote botsing. Daarom speelt de vader van de Berberbibliotheek in ons taalgebied de rol van exegeet, bemiddelaar, christelijk-islamitische verzoener. En misschien bereikt de hevige dialectiek van ons tijdsgewricht dankzij mensen als Asis op een mooie dag een vreedzame synthese. Ja, dat zal een heel mooie dag zijn…
‘Als ik ooit een zoon krijg,’ zegt Mohammed in het boek, ‘zal ik iedereen in Tanger uitnodigen voor een feest, moslims en Nazareners door elkaar, met een orkest erbij.’
Om mij maar archaïsch uit te drukken: God geve dat we hier vandaag al een beetje dat feest vieren.
Benno Barnard is schrijver. Hij woont in België, bij de Vlaams-Franse taalgrens. Zijn laatste boek is Dagboek van een landjonker.
Liefde met een lok haar is uitgegeven door Uitgeverij Jurgen Maas. De roman is door Schwob aangemerkt als belangrijke klassieker.