Het verraad van de Berbers
Ik weet nog precies wanneer ik over mijn identiteit na kon gaan denken zonder de uitkomst van mijn hersenspinsels in het voordeel van mijn achtergrond te beslissen. Ik was halverwege de twintig en kwam terug van een bruiloft, in het holst van de nacht. Toen durfde ik voor het eerst te twijfelen aan mijn ouders, gemeenschap, cultuur en religie.
Eerst durfde ik dat niet, bang om ontrouw te zijn. Tot ik begreep dat als ik mijn geest niet toestond vragen te stellen, ik ontrouw was aan mezelf en daarmee aan alles en iedereen. Het gevolg was dat de misstanden en leugens van mijn achtergrond aan het licht kwamen.
Mijn verhaal is het verhaal van veel migranten, maar eerst en vooral van Marokkaanse Nederlanders.
Het makkelijkste is om deze geschiedenis bij de eerste generatie te beginnen, maar dat doe ik niet. Voordat de Marokkaanse gastarbeiders de Middellandse Zee overstaken, was er een ander verhaal, dat helaas vaak wordt vergeten.
Mijn vader was een arbeidsmigrant, zoals velen; halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw kwam hij naar Nederland. Hij was het kleinkind van iemand die weigerde tegen de bezetter te vechten, bijna een eeuw geleden. De Spanjaard had zich de Noord-Marokkaanse Rif-regio toegeëigend. De Riffijnen kwamen in opstand. Het leidde tot de Rifoorlog (1921-1926), de oorlog die generaal Franco voorbereidde op het dictatorschap van Spanje.
Mijn overgrootvader wilde de wapens niet opnemen tegen de Spaanse soldaten en moest met zijn gezin vluchten. Was hij bang, een pragmaticus, pacifist, deserteur? De reden is mij onbekend. De vrijheidsstrijders bestempelden zijn houding in ieder geval als verraad.
Dwars door de familie liep een breuklijn, want de vader van mijn overgrootvader had wel tegen de Spaanse bezetter gevochten, wat hij met de dood moest bekopen. Hij kwam om het leven tijdens een vuurgevecht in het dorp Tazaghine. Waar mijn betovergrootvader begraven ligt weet niemand – we denken in een massagraf. Zijn vrouw trouwde viermaal, niet omdat ze een mannenverslindster was, maar de oorlogsmachine verzwolg ze.
Mijn overgrootvader vluchtte naar een heuvelrijk gebied met de mythische naam M’hajer. Daar was het veilig, maar het land was moeilijk te bewerken en weinig vruchtbaar, waardoor mijn vader onder miserabele omstandigheden opgroeide. Hij werd rond 1940 geboren; de hongerjaren. Hij verloor zes broertjes en zusjes door honger en armoede. De jongste was een paar maanden oud, de oudste zestien jaar.
De bezetter vertrok en het land kwam in 1961 in handen van de wrede dictator Hassan II. Dat was van de regen in de drup, want onder diens bewind begonnen de jaren van lood, vol angst, geweld en marginalisatie. Toen mijn vader als twintiger Marokko verliet voor een beter bestaan was hij al door het leven getekend.
Hij (en velen met hem) belandde in de Lage Landen, met geasfalteerde wegen met haltes waar de bus op de aangegeven tijd arriveerde. Hier vonden ze werk. Dat moet een fantastische ervaring zijn geweest. Plots waren er schoenen met veters, een inkomen, centrale verwarming, margarine en een vrolijke vrijheid. Het leven in de polder deed de hongerjaren en onderdrukking in het thuisland vergeten. Iedere gastarbeider bouwde beetje bij beetje een leven op, om uiteindelijk tot gezinshereniging over te gaan; ze haalden vrouw en kinderen naar Europa.
Het woord ‘gezinshereniging’ heeft me altijd verwonderd. Op het eerste gehoor herbergt het een tranentrekkend orkestje, maar wat werd er herenigd? Meestal kende moeder de vrouw haar echtgenoot, aan wie ze was uitgehuwelijkt, enkel van de vakanties. En voor die kinderen was het helemaal verwarrend: wie is die man die eens in de twee jaar op vrijdag de gebakken ansjovis verdeelt?
Het was geen gezinshereniging. Met de komst van de vrouwen en hun kroost werd in wezen voor het eerst een gezin gesticht. In Europa moesten vader en moeder leren zich tot elkaar te verhouden. Dat was niet gemakkelijk: de gastarbeider was zijn oude leven kwijt, zijn vrouw werd weggesneden uit haar vertrouwde omgeving. Dat was desastreus voor de kinderen die nog geboren moesten worden, de tweede generatie.
ge- en verboden. Die kwamen goed van pas bij het stichten van een gezin…
Bron: Trouw, Letter & Geest, 26 september 2015