Covidik kijken
“De volgende keer kom ik boven je,” blaast John Waldschmit door de telefoon in de eerste scène van Haagse Sjonnie. Iets verder in het gesprek, waarin woorden vallen als tinus, strontzak en laffe-vieze-kanka-hagenees, zegt Sjonnie: “Jij moet ook blij wezen dat wij in de WW lopen, want anders heb jij aan het eind van de maand ook je geld niet.”
De documentaire zag ik jaren geleden op televisie en daarna heb ik hem nog een aantal keer teruggekeken. In onze familie zijn sommige uitspraken van Sjonnie inmiddels gevleugeld, zoals: ‘mindernog’, ‘met je neus’, en al genoteerd: ‘Ik kom boven je’.
Films zoals deze trekken mij, omdat er figuren in worden geportretteerd, die niet meedoen aan de maatschappij, ze kunnen of willen niet. Waarom die aantrekkingskracht, weet ik niet goed. Het is niet zo dat ik per definitie sympathie voor verliezers heb. Wel hebben personen die niet de mores van hun groep of cultuur voor zoete koek aannemen mijn belangstelling en goedkeuring.
De mooiste film in dit genre is Ne me quitte pas. De drinkebroers Bob en Marcel, die zich te pletter zuipen ergens in de Ardennen, zal ik nooit vergeten.
Omdat ik al weken geen student heb gezien, denk ik steeds vaker aan de filosofie van Sjonnie; een werknemer zonder klant heeft geen bestaansrecht. Helemaal na het ontvangen van het herkansingstentamen van mijn eerstejaarsstudenten. De opdracht was het schrijven van een betoog over gentrificatie. De kern van zo een betoog bestaat uit achtergrondinformatie, twee argumenten die het standpunt verdedigen en een tegenargument.
Ik zal een ander moment terugkomen hoe ik denk dat je een degelijk betoog schrijft.
Wat mij direct opviel, was het aantal ingeleverde stukken. Ik miste er een paar. Ik weet niet of die studenten hun pijp aan Maarten hebben gegeven. En van de negen herkansingen waren er maar liefst zeven onvoldoende, omdat de geformuleerde argumenten niet steekhoudend waren. De (onvoldoende) eerste kansen waren in vergelijking met de tweede kans velen malen beter.
Tijdens het nakijken voelde ik mijn gezicht warm worden door een opkomend schuldgevoel. Had ik te weinig gedaan? Ik was er van uitgegaan dat de studenten wel wisten wat ze moesten doen, namelijk wat we oefenden tijdens de werkgroepen: het gegeven krantenartikel lezen, informatie in databanken zoeken om een standpunt te bepalen en de bijhorende argumenten in het klad uit een te zetten om vervolgens het betoog in het net naar de leraar te mailen. In plaats daarvan waren het bijna allemaal rammelende opstellen die weinig met de werkgroepstof te maken had. In de gewone situatie vroeg ik de studenten op de gang of ze al begonnen waren met studeren, zette hier en daar functioneel emotie om ze te motiveren.
Het is geen koffiedik kijken en het heeft al in verschillende kranten gestaan, de zwakke broeders en zusters zullen het meest getroffen worden door het huidige onderwijs op afstand.
Volgende week ontvang ik het volgende salaris en gevoelsmatig ben ik hoe langer deze situatie duurt weer een stukje minder docent.
Asis Aynan