Konijnenvirus
Op de verjaardag van mijn nichtje nam ik ’s middags plaats bij het raam in de huiskamer. De taal van mijn nichtje ontplooit zich nog, daarom noemt ze het coronavirus ‘konijnenvirus’. Door de besmettelijke ziekte konden we niet naar haar partijtje.
Uit het raam zag én hoorde ik vooral de straatmuzikant iets verder op de brug. De oempa speelde blokfluit. Uit de fluit kwam één schele toon die werd afgewisseld door een korte stilte, omdat er nu eenmaal ook adem gehaald moest worden. Het spel van even geen en dan weer een pijnlijke, hoge klank duurde en duurde.
Het was duidelijk dat de man geen muzikant was maar iemand met een opdracht, die hij iedere dag op de brug uitvoerde. Ik had al last van een narrig humeur en het onprettige geluid dat als een mitrailleur op mij werd afgevuurd maakte het allemaal niet beter. Mijn donkere bui kwam door een onaangenaam inzicht. Ik was tot de conclusie gekomen dat ik mijn werk niet meer leuk vond.
De laatste keer dat er afkeer in mij groeide jegens mijn baan was lang geleden. Ik was nog geen docent en werkte op een Haags kantoor aan statig laantje.
Op een gegeven moment verdroeg ik de grijze gangen en de miljoenen vakjes van de excelpagina’s niet meer, liet mij niet meer zien in de kantine op hoogste verdieping en dwaalden mijn gedachten tijdens vergaderingen steevast naar meest de verschrikkelijke ziektes. Was het ooit een ambitie om in de wereld van beleid en invloedrijke paperassen te werken, na een jaar moest ik concluderen dat ik niet was gemaakt voor het klerkwerk. Gelukkig gaat deze periode voorbij en daarom is mijn docentenhart niet gestopt met kloppen, maar het werk dat ik nu uitvoer, doet mij verdomd veel aan toen denken. Alles wordt door de veranderingen in processen gegoten, die door de hokjes van excel worden verwelkomd.
De blokfluitspeler wist die dag niet van ophouden. Om hem en mijn thuisisolatie te ontvluchten trok ik mijn sportkleding aan en ging een eindje joggen, wat al weken niet was gebeurd. Tijdens het hardlopen gingen mijn longen en mijn hoofd open. Mijn nichtje sprak het virus helemaal niet verkeerd uit. Haar creatieve kinderbrein gaf het onbekende een naam die het dichtst bij haar staat, dat zijn blijkbaar konijntjes.
Toen ik thuiskwam lag er een briefkaart bij de post van mijn werkgever, alsof de hogeschool van mijn gemoed wist, want op de voorkant stond in hoofdletters: TROTS. Op de andere kant werden alle collega’s bedankt voor hun inzet in deze omstandigheden.
Ik legde de kaart naast de verjaardagskaart die ik van vriendin had gekregen, met een haas erop, een soort konijn.
Asis Aynan