Gênante vertoning
Het was vrijdag en de vijf was in de klok, maar voor we met gespeelde ingehouden lust aan de hapjes en drankjes konden, stond de propedeuse-uitreiking op punt van beginnen. In de dampende hoorcollegezaal waren naast studenten veelal ouders en andere aanhang aanwezig. De studenten die hun eerstejaarsdiploma binnen het studiejaar behaalden, werden door hun mentor met aardige en bemoedigende woorden toegesproken.
De visite, de families en de vrienden maken de uitreiking voor zowel docent als student een spannende gebeurtenis. Een aantal jaar geleden kreeg een jongen die door zijn studiebegeleider werd toegesproken een toeval, vanwege de spanning. Hij viel achterover, paf, op zijn hoofd. Zijn arm schoot omhoog en die bleef door de klap als een hefboom diagonaal hangen. En niet veel later lag hij in een plas bloed. Het zag er veel erger uit dan het was. Hij kwam bij, werd opgelapt door de toegesnelde ambulancebroeders en nam het certificaat mee naar huis.
De afgelopen propedeuse-uitreiking was veel minder spectaculair, maar op de fiets naar huis was er toch wat te overdenken.
Een aantal weken eerder schreeuwde ik bij een werkgroep tegen een student: “Meedoen!”
De stof die we behandelden correspondeerde niet met de stoute lach op haar gezicht. Ik dacht dat ze op haar laptop aan het chatten was met haar minnaar.
Ze reageerde: “Kijkt u maar, ik doe gewoon mee, hoor.” Ik reageerde niet op het verweer en ging verder met de les.
Het leek mij een sympathiek gebaar om die situatie als anekdote te brengen tijdens het persoonlijke praatje. Ik had het verkeerd gezien. Ik bood mijn excuses aan en feliciteerde de studente met haar propedeuse.
Tijdens de borrel kwam mij met veel gegiechel ter ore dat de studente wel degelijk aan het chatten was. Wat blijdschap en een glas wijn wel niet kunnen doen met je mond.
Enigszins beschaamd draaide ik mij uit dat gesprek en stond ineens tegenover de vader van de studente, waarna het nog genanter werd. “Ik vind het echt van karakter getuigen dat je in zo een volle zaal je excuses aanbiedt,” zei hij.
Op de fiets naar huis voelde ik mij een sukkel; in de maling genomen tijdens de werkgroep en vervolgens mezelf voor paal gezet in een volle gehoorzaal. In mijn oortelefoon werd op de radio trefzeker mijn sfeer gedefinieerd.
In een reclameblok was de aankondiging van een aflevering van het geschiedenisprogramma ‘Andere Tijden’ met de titel ‘Ode aan de onderwijzer’. “Geen beroep dat de laatste vijftig jaar zo veranderde als dat van de onderwijzer; van notabele tot laaggeschatte pedagogisch hulpverlener.”
Asis Aynan
Deze column verscheen op 31 oktober in dagblad Trouw.