Dubbelzinnig
Enkele vakken die ik verzorg op de hogeschool worden afgesloten met een essay. Als de studenten gedurende de cursus bezig zijn, worden ze vaak met een kraakheldere vraag geconfronteerd: wat is de zin van een essay? Het hangt er dan bij ons vanaf om welk vak het gaat. Soms is het een betogend essay, dat leert het ingeleide standpunt te bewijzen met een aantal argumenten en een tegenargument. Het gaat dan niet om de toon, maar om in toom houden. Een andere keer worden de teugels gevierd en is de redenering op schrift vrijer. Mijn studenten vrezen de laatste vorm, omdat die meer vrijheid verplicht, en zo bezie ik ook mijn dubbele nationaliteit. Om deze associatieve stelling te onderbouwen moet er, zoals ik altijd tegen mijn studenten zeg, eerst context worden geschept.
Een dubbele nationaliteit houdt in dat een persoon onderdaan is van twee verschillende staten, dus rechten en plichten bij twee administraties. De meeste staten geven burgers die geconfronteerd worden met een dergelijke bipatride de mogelijkheid één nationaliteit af te stoten. Op het moment dat ik dit essay schreef, stond op Wikipedia dat er 196 internationaal erkende staten zijn. Een handjevol landen, zoals Argentinië, Griekenland en Marokko, heeft het praktisch onmogelijk gemaakt om afstand te doen van hun opgelegde nationaliteit.
In de studie Een tweede paspoort van juriste en rechtssociologe Betty de Hart leer ik dat een (dubbele) nationaliteit ontstaat door geboorte (ius soli), of op grond van afstamming van de ouders (ius sanguinis). En door huwelijk of naturalisatie. Ik heb de Nederlandse nationaliteit verkregen door in een Haarlems ziekenhuis op de wereld te komen en de Marokkaanse via mijn ouders. Het is een groot misverstand dat je alleen de Marokkaanse nationaliteit krijgt als je in de basisadministratie van het Noord-Afrikaanse land wordt ingeschreven. De Marokkaanse staat beschouwt iedereen met één Marokkaanse ouder tot zijn onderdaan. Een minister voor Marokkanen in het buitenland zei eens dat je altijd een Marokkaan blijft, ook al woon je op de maan. Een andere functionaris in dienst van de Marokkaanse koning wond zich met de volgende alliteratie op in een Nederlandse krant, toen hij de vraag kreeg of Nederlanders met Marokkaanse familie ooit van die verre nationaliteit af kunnen: Nu niet, nooit niet.
Zodra een politicus zich overschreeuwt en zich bedient met drogredenen als ‘voor altijd’ en ‘nooit en te nimmer’, dan weet je dat de waarheid tekort wordt gedaan. Zo kun je namelijk in mijn en veel andere gevallen de vraag stellen of onze ouders Marokkanen zijn.
Dat zit zo.
Zowel mijn vader en mijn moeder zijn niet in Marokko geboren maar ten tijde van de Spaanse bezetting. In de literatuur viel die occupatie onder een haast katholieke benaming: protectoraat. De geboortestreek van ma en pa is de Rif en Spanje beschermde de Riffijn nergens tegen. Het was een ordinaire bezetting met bijhorende moord en verderf. Denk aan de allesverhullende term ‘politionele acties’ van Nederland in Indonesië.
Maar wat bezette Spanje dan? Niet Marokko, dat land is pas in 1956 bij elkaar gekleid – de klei is nog altijd niet opgedroogd. De Spanjaard nam de Rif-Republiek in; het land waar mijn opa en oma het licht zagen. Zij overleefden die tijd, een wonder, want talloos voorgeslacht is omgekomen door kogelregens, wolken van mosterdgas en het broertje van iedere oorlog, de honger, die een spoor van vernieling door het gebied trok.
Sommigen zullen beweren dat de republiek Rif (1921 – 1926) een kort leven was beschoren en dat daarvoor wel zoiets was als Marokko, maar dat was een tenenkrommend sultanaat, dat weinig in de Riffijnse melk had te brokkelen.
Ik wil maar zeggen, die opgelegde Marokkaanse nationaliteit die zo vanzelfsprekend lijkt, is dat allerminst.
Er zijn lui die het probleem niet zien, zoals een fotograaf die bij mij thuis op bezoek was om een foto voor de krant te maken. Ik vroeg hem hoeveel nationaliteiten hij had. Eén.
Misschien had ik niet moeten zeggen, dat hij dan geen spreekrecht heeft. Maar de fotograaf verveelde mij. Zijn onnozele betweterigheid stak, omdat ieder commentaar op het idee Marokko wordt afgeweerd met schimmen van intelligentie. Er is bijna niet door het beeld van het land als Efteling en Duizend-en-een-nacht heen te komen. In Neerlands’ kranten wordt sinds jaar en dag met de slogan ‘Magisch Marokko’ geadverteerd. En de meeste toeristen vliegen er niet naartoe om de miserabele staat van het land te onderzoeken waar hun buur, collega of klasgenoot bindingen mee heeft, maar het is een jacht op een exotische verrassing waar de Rolling Stones over zongen, door schilder Matisse op het doek geschilderd of neergepend door schrijver Jan Hanlo.
Ik had de fotograaf natuurlijk het volgende probleem moeten laten zien.
Op 28 oktober 2016 kwam een visverkoper met de naam Mohsine Firki op morbide wijze om het leven. De zwaardvis die de venter clandestien op de afslag in Alhoceima (Rif) kocht, werd door gendarmes in een vuilniswagen gekieperd, omdat Fikri hun geen smeergeld wilde betalen. De vishandelaar sprong zijn waar achterna en iemand zette de vuilpers aan. Mohsine Fikri kwam als een stuk afval aan zijn einde.
De gebeurtenis bracht voor de zoveelste keer de Riffijn naar de straat om te betogen tegen de staat. De demonstraties werden een beweging, en die schoof de dertiger Nasser Zafzafi naar voren als aan- en woordvoerder. De beweging vroeg de autoriteiten te investeren in de Rifregio zonder corruptie, cliëntelisme en nepotisme. Ook werd om demilitarisering van de Rif gevraagd, omdat de streek sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw een militaire zone is. De militairen en andere type ordediensten zijn met hun versperringen zeer aanwezig in het landschap. Ook wilde de beweging een oncologie-instituut. Het kankerpercentage in de Rif is flink hoger dan de rest van het land. In het boek Bis die Araber klein beigeben – Europas vergessener krieg im Maghreb nam historicus en journalist Gerit von Leitner na een vakantie in de Rif monsters zand mee en na onderzoek bleek dat de grond nog vol zit met sporen van mosterdgas. Niet vreemd want Spanje gooide in 1926 meer dan honderdduizend Duitse gifgasbommen uit Amerikaanse en Franse vliegtuigen met goedkeuring van de sultan van Rabat op de Rif. Het was een poging tot genocide, dit zijn niet mijn woorden maar die van Gerit von Leitner.
De beweging onder aanvoering van Nasser Zafzafi werd na enkele maanden ontmanteld en honderden activisten kwamen in de cel. De straffen voor de demonstranten liepen op tot twintig jaar. De reden dat het gezag overging tot het massaal kerkeren was een botsing tussen een imam en Zafzafi in een moskee. De imam verdedigde tijdens de vrijdagpreek het koningsbeleid en Zafzafi sprak de imam tegen. Een Marokkaanse doodzonde, want de leider van de gelovigen is de koning. Dus de woordvoerder van de beweging bekritiseerde de koning.
Een aantal maanden voor de moord op de visverkoper Mohsine Fikri bezocht de koning van Marokko in 2016 Amsterdam. Hij sliep met zijn gevolg in een hotel op de Herengracht. Het koninklijke bezoek kreeg landelijke aandacht omdat er iedere dag honderden Marokkaanse-Nederlanders voor het hotel stonden. De media concludeerden dat de royal enorm populair is in de Marokkaanse gemeenschap. Geen van de journalisten kwam op het idee dat de jubelcampagne misschien georkestreerd was. De multimiljardair deed namelijk aan klantenbinding. Hij deelde royaal geld uit. Zo ontving de Amsterdamse Al-Ihsane moskee dertigduizend euro om het gebedshuis af te bouwen.
In diezelfde Al-Ihsane preekte de huisimam een jaar later op 09 juni 2017 dat demonstreren verboden is door de islam, omdat publiekelijk je ongenoegen uiten de wereld in verkrachting en geweld stort. Een moskeebezoeker nam de donderpreek op en zette haar op het internet.
Ik zag de preek op het net en navigeerde naar de website van de Nederlandse politie. Op dat moment was Nasser Zafzafi slechts een aantal dagen daarvoor aangehouden. Bij zijn arrestatie trokken de koningssoldaten het geslacht uit hun uniform. Met hun penissen onteerden ze het gezicht van de activist. Toen pisten ze over hem heen, daarna verkrachtten ze hem met een gummiknuppel. ‘Lange leve de koning’ klonk het, de soundtrack van die gekte.
Ondanks dat ik veilig achter de dijken in de polder woon, wist ik dat een mogelijke aangifte tegen de Amsterdamse imam, vanwege mijn Marokkaanse nationaliteit, mij in de problemen zou kunnen brengen, omdat ik mij verzet tegen een voorganger, dus tegen de koning van Marokko.
Twijfel en vrees.
Op mijn eet- en werktafeltje in de keuken lag een stapeltje essays om nagekeken te worden. Wat voor een essay was mijn leven, vroeg ik mij af. Niet het gedresseerde verhaal, maar het vrije betoog, waar mijn studenten schrik voor hebben. In de stilte van de zondag herpakte en verplichte ik mijzelf gebruik te maken van de vrijheid. Ik deed via het internet melding van haatzaaien en opruiing. De politie wilde eerst de aanklacht niet opnemen. Een groepje piepjonge agenten keek op mijn telefoon naar het filmpje waar de imam vanaf een houten verhoging tekeerging tegen de democratie. Aan hun gezichten zag ik dat niet begrepen werd waar ze naar keken.
Een aantal weken later benaderde een wijkagent mij alsnog langs te komen om een proces-verbaal op te maken. Weer iets verder in de tijd berichtte het justitieapparaat dat ze mijn ongenoegen jegens de woorden van de imam niet het strafrecht inloodsten. De argumentatie voor die keuze ontbrak.
Door deze geschiedenis werd mij eens te meer helder dat de mogelijkheid gecreëerd moet worden door de Nederlandse overheid om van de Marokkaanse nationaliteit af te komen, want die Marokkaanse papieren proberen je hier af te richten. Een volstrekt ontoelaatbare praktijk die niets anders dan angst schept.
Wanneer gaan we inzien dat het ‘marocco groen’, om met de dichter Martinus Nijhoff te spreken, een dorre leugen is?
Bovenstaand artikel verscheen ook in Amazightimes en in Idee, het blad van Mr. Hans van Mierlo Stichting van D66