Op 06 november verschijnt deel 6 in de Berberbibliotheekreeks, GEZICHTEN van Mohammed Choukri. Een aantal jaar geleden schreef ik een overzichtsartikel over het werk van Mohamed Choukri in NRC Handelsblad. Hieronder is het stuk terug te lezen.
Tranen als antwoord op armoede
Het eigenzinnige oeuvre van de Marokkaanse zonderling Mohammed Choukri
Mohammed Choukri schreef autobiografische romans over het straatleven in naargeestig Noord-Marokko, maar ook verhalen over Jean Genet en Paul Bowles.
Begin jaren tachtig ontving Mohammed Choukri (1935-2003) een brief van toneelschrijver Omar Boumezzoughe met het voorstel een correspondentie aan te gaan. Choukri pende een instemmend bericht op het etiket van een Flag Special-biertje, en beide mannen begonnen een correspondentie op de etiketten van bierflesjes.
Deze anekdote is karakteristiek voor de persoon Choukri: hij ging de correspondentie aan, maar wel op zijn eigen manier. Het trekken van een eigen plan was zijn handelsmerk. Hij introduceerde in de Maghrebijnse en Arabische literatuur bijvoorbeeld de autobiografische roman. Choukri’s eigenzinnige karakter had ook een keerzijde: het maakte een zonderling van hem. De enige met wie hij op een gegeven moment nog overweg kon was zijn hond Juba. Lastig, want het bezitten van een hond was not done.
Choukri’s bekendste werk is de autobiografische roman Hongerjaren, met de oorspronkelijke titel Kubz Hafi (Naakt brood). Hij vertaalde het boek samen met componist en schrijver Paul Bowles (For Bread Alone). Het verscheen in zo’n dertig talen, en wereldwijd ging er een miljoen exemplaren over de toonbank.
‘Tussen de andere kinderen in zit ik te huilen over de dood van mijn oom.’ Met deze openingszin verraadt Hongerjaren al geen rozentuinen te herbergen. De enige tuinen die we nog tegenkomen zijn begraafplaatsen waar de basilicum groeit voor de soep. Door de ogen van het kind Mohammed zien we het Noord Marokko van de tweede helft van de 20ste eeuw. Het naïeve kind heeft aanvankelijk alleen tranen als antwoord op de armoede, het harde straatleven en het overvloedige geweld. Het in rauwe en kale taal geschreven Hongerjaren leest als een beklemmende, naargeestige roman, die ons wijst op de gevolgen van honger en liefdeloosheid, maar het is ook een interessant tijdsdocument. Choukri’s debuut onthult de grimmige samenleving waarin Marokkaanse gastarbeiders en hun vrouwen opgroeiden.
Opvallend is dat in de jaren vijftig religie er nauwelijks toe deed in Marokko, een groot verschil met de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap van vandaag waar de migratie de oude cultuur heeft weggepoetst, terwijl de islam een vooraanstaande plek heeft veroverd.
Het duurde tot 1982 voordat Hongerjaren in Marokko verscheen. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Driss Basri onderwierp het boek een jaar later vanwege enkele expliciete scènes aan censuur. In het jaar 2000 werd het verbod opgeheven, ondertussen was het buiten Marokko al uitgegroeid tot een klassieker.
In de jaren na Hongerjaren raakte Choukri in een diepe geestelijke crisis, die hij, hoe kan het ook anders, het hoofd bood met alcohol, kif en dames van lichte zeden. Na enige tijd in een psychiatrische kliniek te hebben doorgebracht schreef hij in 1992 in enkele weken tijd een vervolg op Hongerjaren: Jaren van dwaling (1995, Ambo/Novib). De 20-jarige Mohammed meldt zich in Jaren van dwaling bij een basisschool in de stad Larache om van zijn analfabetisme af te komen. Hij streeft niet naar geletterdheid voor een beter leven, maar naar vermaak: ‘Ik weet nog goed hoe wanhopig ik destijds op zoek was naar iemand die me kon voorlezen uit een tijdschrift over het leven van acteurs.’ Toch raakt hij uitgekeken op de lichte lectuur en gaat Rousseau, Khalil Gibran, Victor Hugo en andere schrijvers lezen.
Mohammed wil hoe dan ook schrijver worden en krijgt zijn eerste verhaal, ‘Schema van mijn liefde’, gepubliceerd. Toch verbetert dit niets aan zijn hachelijke situatie. Hij houdt te veel van het straatleven en slaapt in de straten van Tanger, met zijn boeken als hoofdkussen. Jaren van dwaling is een geestig en ongemakkelijk portret van een jongen die enerzijds geen afscheid kan nemen van de duistere ziel van Tanger en anderzijds geobsedeerd is door ‘de demon van de literatuur’.
Choukri schreef nog twee andere autobiografische romans: Gezichten en De binnenstad. Met zijn romans gaf Choukri, als eerste in de Arabische en Noord- Afrikaanse literatuur, het straatleven een stem. En hij deed nog iets ongewoons: hij publiceerde drie reportage-achtige dagboeken over de vakanties van Jean Gennet, Tennessee Williams en het lange verblijf (meer dan 40 jaar!) van Paul Bowles in Tanger. De boeken verschenen eerder afzonderlijk van elkaar, maar onlangs bracht Telegram Books ze samen uit in de cassette In Tangier.
Goedkope kost
Het Tanger van toen was een trekpleister voor kunstenaars, muzikanten en schrijvers uit alle windstreken. Het mooie weer, de eenvoudige samenleving en de goedkope kost, inwoning en vertier brachten hordes creatievelingen naar de stad.
De delen over Jean Genet en Tennessee Williams zijn pareltjes. De adoratie van en de nieuwsgierigheid naar deze schrijvers toont ons een andere Choukri. In helder en lichtvoetig proza vertelt hij over zijn bijzondere ontmoetingen.
In Jean Genet in Tangier trekt Choukri eind jaren zestig een tijdje op met deze pessimistische brombeer. Dat levert amusante gesprekken op. Zo wil Choukri alles van Genet weten, vooral diens mening over bepaalde boeken, en die krijgt hij: Albert Camus schrijft als een stier en Tennessee Williams’ boeken zijn oninteressant.
Aan het begin van Tennessee Williams in Tangier hoort Choukri dat de grote Williams naar de stad komt. Wanneer hij hem op het terras van Café de Paris ziet zitten, heeft hij ‘toevallig’ een exemplaar van Cat on a Hot Tin Roof bij zich. Hij kijkt gebiologeerd naar de foto op de achterflap en observeert de echte Williams. Via een bevriende schrijver wordt hij voorgesteld aan de warme, goedlachse Williams, die hem introduceert in zijn kennissenkring.
Postbeambte
Humoristisch is de scène waarin Williams een groot pakket van het postkantoor afhaalt. Een postbeambte begint schaamteloos in de doos te snuffelen en haalt er een Playboy uit tevoorschijn. Om de zaak niet uit de hand te laten lopen, legt Choukri uit dat de Amerikaan voor het blote damesblad schrijft. Toch mag ‘dit vieze blad het land niet binnenkomen,’ schreeuwt de beambte en haalt er collega’s bij. Choukri is bang dat ze de politie alarmeren, temeer daar hij het manuscript van Hongerjaren bij zich heeft. Als ze dat in beslag nemen, krijgt hij problemen over de inhoud. Het wordt duidelijk waarom de postkantoormedewerkers zoveel herrie schoppen. Ze willen maar een ding: de Playboy, en niet om de artikelen.
Het laatste deel, dat nog niet eerder in het Engels verscheen, gaat over Paul Bowles. Het heeft er veel van weg dat Choukri in eerste instantie over het leven van Bowles in Tanger wilde schrijven, maar we lezen het logboek van iemand die uit treurnis karaktermoord pleegt.
Bowles is van ongekende waarde geweest voor Choukri’s carrière. Hij vertaalde niet alleen For Bread Alone, maar was daarnaast verantwoordelijk voor een vijftal andere boeken van Choukri. Maar in de loop der jaren moet er iets zijn misgegaan. Choukri gebruikt de pagina’s van Paul Bowles in Tangier om op genadeloze wijze met zijn oude vriend af te rekenen. De Amerikaanse Marokkaan wordt een kolonialistisch gedachtegoed toegedicht, want hij zou heimwee hebben naar de tijd dat rijke buitenlanders het in Tanger voor het zeggen hadden. ‘Paul Bowles hield van Marokko, in het bijzonder van het Marokko van de jaren dertig, maar de Marokkanen kon hij niet uitstaan.’ En Bowles was een sadomasochist. ‘Paul Bowles is een potentiële sekscrimineel, die geen misdaden beging.’ Hij zondigde in zijn boeken.
Het zint Choukri ook niet dat Bowles het grootste deel van zijn leven in Tanger heeft gewoond en niets deed voor Tangeriaanse kunstenaars. Choukri vereffent een persoonlijke rekening, want wie zich als co-auteur van Hongerjaren opwerpt en een deel van de opbrengsten in zijn eigen zakken steekt, is geen vriend maar een dief.
Dat Bowles een Marokkanenhater was is onwaarschijnlijk, want waarom zou hij dan meer dan veertig jaar in Marokko doorbrengen? De kritiek op lugubere scènes uit Bowles’ werk is op z’n minst vreemd, afkomstig van iemand die zelf bekend staat als Noord-Afrika’s controversieelste schrijver. En het is niet waar dat Bowles niets voor de plaatselijke kunstenaars zou hebben gedaan. Hij zorgde ervoor dat de auteurs Abeslam Boulaich, Larbi Laychi, Mohammed Mrabet, Ahmed Yacoubi én Choukri gepubliceerd werden. Merkwaardig is wel dat Bowles zich voordeed als de mede-auteur van Hongerjaren en de Engelse rechten in zijn bezit had.
In eerste instantie lijkt het dat Choukri Bowles’ reputatie schade wilde toebrengen vanwege een ordinaire geldkwestie. Maar dat is te eenvoudig. Choukri kon zijn leven niet met een vrouw delen, hij moest het van iets anders hebben: kameraadschap. Toen zijn relatie met Bowles op de klippen liep, realiseerde Choukri zich dat hij ook voor vriendschap niet in de wieg was gelegd. Hij bracht zijn teleurstelling en pijn onder woorden: hij smeet alles op straat en liet niets heel.
Asis Aynan
www.nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/tranen-als-antwoord-op-armoede