Op zoek naar olijfolie
De verjaardag van vriendins moeder naderde. Vorig jaar had ik haar het verzamelwerk ‘Het vaderpaard’ cadeau gedaan van de dichter Tsjêbbe Hettinga. De twee waren tijdens hun jeugd dorpsgenoten.
Dit jaar besloot ik de poëzie dichter bij mezelf te houden en ging op zoek naar olie uit de Rif. Ik zou kunnen zeggen dat het groene goud uit de geboortestreek van mijn ouders de lekkerste aller oliën is, maar dat is onzin. Het is wel de vroegste smaakherinnering die ik heb. Na de moedermelk volgde olijfolie uit de Rif.
Thuis heb ik meestal een geopend flesje staan, dat ik van mijn moeder of vrienden krijg, dus ik moest op zoek naar de olie. De zoektocht leverde interessante inzichten op. De eerste is dat de oogst van vorig jaar niet al te best was. De olijfbomen hadden door ongunstige weersomstandigheden weinig vruchten gegeven, waardoor er minder olijven te persen waren. Het dreef de prijs op. Niet alleen de natuur maakte de olie duurder, ook de mens. De olie uit de Rif komt in Nederland veelal door families die een zakcentje bijverdienen. De douane van Spanje kreeg door dat al die vaten olie, in de auto’s terug van vakantie, niet voor eigen consumptie zijn. Ik heb van horen zeggen dat de verfijnde olie die door Spaanse douaniers in beslag wordt genomen in de riolering wordt gekieperd.
Aantekening: ik weet niet of het plengen pas wordt gedaan als men geen invoerrechten wil betalen.
Hierdoor stijgt de prijs ook.
Toen ik bij een paar Marokkaanse groenteboeren en slagerijen in Amsterdam was langsgeweest was het geen wonder dat mij iedere keer nee werd verkocht. Op.
Er viel mij op iets op. De mannen achter de toonbank hadden iedere keer enigszins afstandelijk gereageerd op mijn vraag. Ik had iedere grutter in het Riffijns naar de olie gevraagd, omdat vaak wordt gedacht dat ik niet Marokkaans ben, en aangezien de olie onbelast wordt ingekocht, leek het mij handig om hen in onze moederstaal aan te spreken.
Meestal word ik in het hokje Azië geplaatst, in het bijzonder Indonesië. Behalve door de Marokkaanse consul in Amsterdam, die maakte mij ooit uit voor Surinamer. Ik weet nog steeds niet waarom.
Om het ongemakkelijke moment bij de kruidenier te omzeilen belde ik twee groenteboeren, waarvan ik hoorde dat ze het groene goedje verkochten. Ik vroeg hen in het Riffijns of ze de olijfolie verkochten. Ze stonden mij allerhartelijkst te woord. Ze konden helaas deze ‘broeder’ niet helpen, want op. Maar over een paar weken was er zeker weer voorraad, werd mij verzekerd. Aan de telefoon was mijn gezicht onzichtbaar en mijn taal voldeed aan een Riffijn.
Uiteindelijk vond ik de poëzie bij een Marokkaanse kruidenier in de Javastraat, dichtbij de Dapperstraat. Eén liter á 8,50 euro. Prima prijs, en de kwaliteit voldeed aan de verwachtingen.
Asis Aynan