4 augustus 2014 maandag
Een paar dagen geleden was ik in het Italiaanse bergdorpje Calvari. Ik jogde naar het verderop gelegen roze gepleisterde kerkje. Voor mij probeerde een wielrenner slingerend vooruit te komen. Mijn racefiets lag door de botsing met de Vespa in twee stukken thuis in de kelder.
Het weer was over het algemeen stralend en warm geweest. Die dag werd de gele bol aan de hemel bedekt door oneindig veel grijze vegen. Tussen de bomen door hardlopen had tijdens deze vakantie een lichtvoetig gevoel bij mij teweeggebracht. Nu was het asfalt in plaats van glinsterend zilver een donker pad, dat een onbehaaglijke sfeer opriep. De platgereden adder, die door dikke vliegen werd verteerd, werkte ook niet sfeer-verhogend.
De periode na de moord op Theo van Gogh was eveneens een duister pad tussen voorovergebogen bomen die hun takken als dreigende klauwen boven onze hoofden lieten hangen.
Daags na het Linnaeusstraatdrama was ik in de studio van Radio 5. Ik zat tegenover columnist Abdelhakim Chouaati, onder meer bekend van het satirische programma Ab en Sal. De radiopresentator zei dat hij de Koran had gelezen en dat hij het een liefdevol boek vond, dat elke moord verwierp. Chouaati zei dat hij geen moslim was en om die reden nooit ofte nimmer het heilig verklaarde boek mocht aanraken. ‘Eerst moslim worden.’
De presentator gebaarde de techniek naar de muziek te gaan. Chouaati schonk jus d’orange in een glas. Toen het blikje leeg was, bleef hij het met ferme zwaaibewegingen uitgieten. ‘Tot de laatste druppel’, zei hij. ‘Dat deed de profeet Mohammed ook.’
Een week later kwamen wij elkaar tegen in een televisiestudio, waar Chouaati de huidige burgemeester van Rotterdam voor NSB’er uitmaakte, omdat Ahmed Aboutaleb in een toespraak moslims had opgedragen de Hollandse mores te eerbiedigen, anders moesten ze maar vertrekken. Buitenlanden genoeg.
Ik vond Abdelhakim Chouaati een rare kwant, die de moord aangreep om in de spotlights te komen. Tegelijkertijd had ik bewondering voor zijn lef. Ik was er van overtuigd dat hij binnen de letteren een plek zou veroveren, want hij had het talent zijn grote mond ook via zijn vingers te laten gelden. Niet gebeurd.
Tien jaar later organiseerde ik in het Amsterdamse debatcentrum De Balie de columnistenavond ‘Olijven op pekelzuur’ en gaf enkele auteurs de opdracht na te denken over de vraag waarom Marokkaans-Nederlandse schrijvers zo zichtbaar zijn in schrijversland.
Ik nodigde ook Abdelhakim Chouaati uit. Hij kleedde zich nog altijd als een streng religieuze moslim. Maar er was iets veranderd. Die boze blik was van zijn gelaat gespoeld. Na de columnistenavond kwam hij naar mij toe, bedankte mij uitvoerig voor de uitnodiging en omhelsde mij. In mijn rechterhand hield ik een glas witte wijn, dat wist hij. De omarming deed mij goed. Ik nam afscheid en dronk mijn glas leeg. Tot de laatste druppel.
Aaf Brandt Corstius is met vakantie. Vijf columns lang wordt ze vervangen door schrijver Asis Aynan (Gebed zonder eind, Uitgeverij Jurgen Maas), die in deze korte reeks terugblikt op het jaar dat Theo van Gogh werd vermoord.