Voor het radioprogramma Nooit meer slapen droeg ik op Radio 1 een week dagelijks een column voor. Het werd een serie over onanie. Hieronder het resultaat.
Trektocht I
Toen twee voor elkaar onbekende cellen in de buik van mijn moeder tot nieuw leven versmolten, stond in geen enkele ster geschreven dat ik dertien jaar later in mijn slaapkamertje een opvouwbare liniaal naast mijn pubererectie zou plaatsen.
In de brugklas fluisterde een klasgenoot tijdens biologie trots over zijn nieuwe bezigheid. “Sjorren,” zo noemde hij dat. Ik keek hem niet begrijpend aan. “Weet je niet wat dat is?” Ik dacht aan de stripfiguren Sjors en Sjimmie, en schudde mijn hoofd. “Trekken,” zei de klasgenoot. “Trekken aan je pik.” Hij deed zijn benen wijd. Onder het bankje met twee lades bewoog hij met zijn linkerhand, waar denkbeeldig iets fors in lag, af en aan. Ik maakte mijn ogen tot streepjes en knikte het hoofd langzaam, als een cowboy. Waar hij het over had, was voor mij volstrekt onduidelijk.
Na school barricadeerde ik met mijn rug de slaapkamerdeur en wreef over mijn spijkerbroekkruis. Er verscheen een vrouw. Ze rookte. Het was mijn basisschoollerares. Ze droeg lingerie van mijn zus. Mijn wereld was nog klein, overzichtelijk. Een instinct diep in mij werd volledig wakker. Uit mijn broek haalde ik mijn geslacht dat zich als een ongeduldige hond tegen de binnenkant van mijn broek had gedrukt. Eerst met links, zoals mijn klasgenoot voordeed, dat ging niet. Daarna met rechts. Het land stond vol leraressen in strak ondergoed. Mijn achterhoofd klapte door de orgasmeschokken tegen de slaapkamerdeur. Het was de klop van de puberteit, de puberteit waar ik veel aan te danken heb, en maar moeilijk los van geraak.
Morgen verder.
Terugluisteren kan hier, vanaf uur twee.
Trektocht II
De volgende dag zag ik de klasgenoot voordat het eerste uur begon op het plein van de mavoschool. Ik wilde vertellen over het wonder dat zich gister in mijn slaapkamertje had voltrokken. Zijn mop dwarsboomde mijn voornemen. “Wat zijn de lekkerste beren van de wereld?” vroeg hij.
Ik zweeg.
“Masturberen.”
Als een dom schaap staarde ik hem aan.
“Je weet ook niks, hè,” zei hij op broederlijke toon. “Die van mij is 15 centimeter,” voegde hij daaraan toe.
Ik wist dat ik die dag mijn lul in stijve toestand zou opmeten. Het was de tijd van ontdekkingen.
Thuis zocht ik in het etui van mijn broer naar een liniaal, die mijne was door onhandigheid tijdens de wiskundeles gebroken. Geen meetlat in het pennentasje.
Mijn moeder gaf mij een opvouwbare van hout, die werklui gebruiken.
Met mijn rug barricadeerde ik weer de deur. Nu dacht ik aan Joyce. Ze zat bij mij in de klas. Haar vader had een zwembad. Ze verscheen in bikini aan de rand van een blauw bad.
Hij werd groot en dik. Het meetmoment was aangebroken. De liniaal had ik niet open hoeven vouwen. Het was een beetje overmoed en vooral die diep gewortelde onhandigheid. Het scharnier beet in mijn lul.
Op tweejarige leeftijd werd ik besneden. Mijn ouders toonden god dat hij de grootste en ik van hem was. Daar in die puberkamer deed ik de verminking eigenhandig. Dat ik er later achter zou komen, dat ik niet in één god geloofde, wist ik toen nog niet.
Morgen verder.
Terugluisteren kan hier, vanaf uur twee.
Trektocht III
Tot mijn vijfentwintigste deed ik mee aan de vastenmaand, van de dageraad tot de schemer valt niet eten, geen drinken. Ook is godvruchtigheid belangrijk; niet schelden, goed spreken, giftrijk zijn, geen parfum, en veel bidden tot de almachtige heer.
Toen ik het geluk, magie en zin van het onaneren ontdekte, was het wachten tot het dilemma zich zou aandienen.
Het was een vrije ramadanmorgen. Ik had niets te doen en lag nog in bed. De familie was beneden of van huis. Mij was geleerd dat gedurende het vasten seks verboden was. Met mijn hand voelde ik in mijn onderbroek, en trok hem weer weg.
Was pagitta seks, vroeg ik mij af?
Mijn opvoedreligie was veertien eeuwen oud en ik veertien jaar. Dat religieuze regels mijn consumptiegedrag wilde regulieren, door middel van bewustzijn te creëren, vond ik nog begrijpelijk. Maar dat een godsdienst zich bemoeide met mijn diepe primaire ik, daar was mijn eer mee gemoeid, alsof ik mijn oerdriften niet onder controle had. Ik was veertien en werd geacht te luisteren naar de geboden en verboden van een boek, dat ik niet had gelezen. En mij opdroeg niet in andere boeken te geloven.
Ik sloot mijn ogen en volgde mijn instinct dat miljoenen jaren oud was.
Morgen verder.
Terugluisteren kan hier, vanaf uur twee.
Trektocht IV
Toen ik een aantal jaar geleden, samen met Hassan Bahara, aan de gastarbeidersroman Ik, Driss werkte, vroeg ik mij regelmatig af waarom een boek over de eerstegeneratie gastarbeiders. Het antwoord was iedere keer, dat die groep geen roman had. Wel waren ze door statistieken gekneed tot diagrammen en grafieken, die ons vertelden welke ziektes en hoeveel uitkering. De tijd van aankomst wilde ik romantiseren. Ik had geenszins de bedoeling de gastarbeider, de vader, naar een heldenstatus te schrijven.
Onlangs was in theater Carré een avond over de Marokkaanse gastarbeiderouder, na afloop verscheen een pappa op het podium die met zijn armen hoog in de lucht een staande ovatie in ontvangst nam. In de Marokkaanse cultuur is de moeder god en de vader held, vooral dat heldendom hekel ik. Kijkend naar de eerstegeneratie vader zie ik iemand die hiernaartoe gemigreerd is, en zijn kinderen met die economische verhuizing chanteert, die in een ziekelijke aanbidding resulteert. En die verering heeft tot gevolg dat de puberteit wordt overgeslagen, waardoor niet tot wasdom gekomen kan worden.
In november verschijnt Gezichten van schrijver Mohamed Choukri. In die roman toont Choukri in een van de verhalen hoe vaderverering ontspoort. Er is een vader, oorlogsinvalide, die door zoon Allaal wordt verzorgd. Allaal is bang dat zijn pappa hertrouwt.. De chantage van vader dwingt Allaal hem in bad te bevredigen.
Morgen verder.
Terugluisteren kan hier, vanaf uur twee.
Trektocht V
Gedurende een jeugdvakantie in Marokko viel mij op hoezeer het land en volk samenvielen. Verlaten bergen, drukke dalen, glinsterende zeeën vol vis en vluchtende mens, snikhete middagen, bevroren salamanders, schijtvelden achter herenboerderijen, lachende ezels, depressieve schapen, raadselachtige schemer, trillende horizonten en zwarte plastictas verliefd op distel. Het landschap dat niet te grijpen is in een gedicht, zoals Marman deed, dat landschap was de Marokkaan.
Dat niet te schrijven gedicht ligt in de stoofpot. Wie de deksel eraf haalt, ziet het. Fluweelrode paprikapoeder, oranje komijn, ontroerende saffraan, en grijs gember in de pot dichten de Marokkaanse ziel.
In een land met die pracht en stank, hoe kon daar maar één god, één almachtige aanbeden worden? Op de plek waar mijn ouders mij maakten, regeert nu het geestelijk simplisme, hemel en hel, duivel en god, alles gereduceerd tot peper- en zoutvaatje. Iets wat niet klopt, als je om je heen kijkt. Gelukkig bestaat de geschiedenis, de grootste vijand van politici en fanatici.
Tot nog niet zo lang geleden bad mijn familie tot verschillende goden, zoals de zon. Het monotheïsme uit de Oriënt had de cultuur nog niet verpest. Als ik die nieuwe god oversla, verschijnen talloze goden, zoals Atoem. De god die masturbeerde, ejaculeerde, uit zijn zaad ontstond alles en niets. Het alles en het niets, de zinnige eenvoud.
Einde van de serie.
Luister hier vanaf 28ste minuut
Asis Aynan