Zoeterbiet
Het was nog in de tijd dat de Berberbibliotheek deel uitmaakte van uitgeverij Athenaeum Polak & Van Gennep, en de zogenoemde ‘Arabische lente’ nog maar net was aangebroken. De uitgever die ons boekenproject binnenhaalde was inmiddels aan de kant gezet door zijn concern. En zoals dat vaak gaat; degene die het stokje overnam ging ons ermee slaan; hij had zijn eigen ideeën – de nieuwe uitgever had weinig op met de Berberbibliotheek. Bij ons eerste gesprek dacht ik over een nieuw uitgevershuis. Er moesten nog wel twee boeken verschijnen ‘Nedjma’ van Kateb Yacine en ‘Goudstof’ van Ibrahim al Koni.
De boekvoorstelling, zoals ze in Vlaanderen zeggen, van ‘Goudstof’ zou in de Amsterdamse discotheek Bitterzoet plaatsvinden.
De schrijvers van de Berberbibliotheekromans zijn bijna allemaal overleden. De Libiër Ibrahim al Koni gelukkig niet. De Libische schrijver die boven op een berg nabij Bern woont, is een zachtaardig man, die begiftigd is met een onwaarschijnlijk bijzondere pen. Zijn schrijven is bijna buitenaards mooi. Hij behoort tot de allergrootste levende schrijvers. Vorig jaar stond hij nog op de shortlist van The Man Booker Prize. Zijn bekendste roman is ‘Goudstof’.
Ik nodigde hem uit en hij ging in op onze uitnodiging. De eerste avond aten we samen spaghetti met vongole, en Al Koni dronk alcoholvrij bier. Hij had de tijd van alcohol achter zich gelaten. De volgende dag, de avond van de presentatie, aten we in een restaurant met een Hollandse keuken, niet ver van de Bitterzoet – mijn ex noemde de discotheek altijd Zoeterbiet. Wat we hebben gegeten weet ik niet meer, omdat Al Koni het ene interessante en belangrijke verhaal na het andere grote verhaal vertelde. Hij vertelde bijvoorbeeld dat hij zeven boeken heeft geschreven over de overeenkomsten tussen de taal van de Farao’s en het Tamashakt, de taal van de Toeareg, en Ibrahim al Koni.
Na het eten had ik niet veel lust naar Bitterzoet te gaan. De schrijver merkte dat mijn stemming was veranderd en vroeg wat er was. Ik zei dat het eten een beetje zwaar viel, maar er was iets anders aan de hand. Een paar weken daarvoor had ik een uiterst merkwaardig telefoongesprek gehad met de chef van de uitgaansgelegenheid. De baas wilde weten wat precies de bedoeling was. Ik zei dat we een roman gingen presenteren, waarin de relatie tussen mens en dier centraal stond, daarna een gesprek hadden met de auteur en als afsluiting een diskjockey een paar plaatsjes ging draaien. Voor 23:00 uur hadden we zijn tent verlaten.
De chef vroeg wat Berbers eigenlijk waren. Ik antwoordde Nederlanders met familie in Noord-Afrika. Het gesprek kreeg een onvoorziene wending, want hij begon over beveiliging. Toen ik zei dat dat echt niet nodig was, omdat het om een boekpresentatie ging, vertelde de chef dat de dag daarvoor er in was gebroken in de Bitterzoet. “Ze hebben al onze apparatuur meegenomen; microfoons, kabels, statieven, alles, de schade loopt in de duizenden euro’s.”
Ik vond de baas van de Bitterzoet zielig, dom en een verbitterd klein verhaaltje. De avond was overigens hemels zoet.
Asis Aynan