8 augustus 2014 vrijdag
Het wordt dé speelfilm van 2014 genoemd: Boyhood. Het is geen gelaagde film of een van diepte, maar de oppervlakte, de zinnige oppervlakte. De feuilletonfilm begint met hoofdrolspelertje Mason liggend in het gras. Hij kijkt gebiologeerd naar de luchten, zoals alleen kinderen dat kunnen. Twee uur en veertig minuten later is Mason twaalf jaar ouder. Boven hem een machtig mooie hemel, maar hij kijkt nu naar het verschiet. Het perspectief is veranderd. Hij staat op het punt een diepe duik in de studententijd te nemen. Hij is 19, los van zijn ouders en zijn intellectuele en wereldlijke avonturen als jongvolwassene kunnen beginnen.
Het jaar van mijn grote veranderingen, mijn diepe duik in het leven, was 2004. Ik zei nee tegen een vast contract bij de overheid, ging filosofie studeren en betrok een antikraak woning in Amsterdam-Osdorp. Ik kreeg verkering met een Marokkaans meisje en nam mij voor de schrijver in mij een kans te geven.
Ondanks deze keuzen en ingeslagen paden was ik niet los van het oog van mijn ouders. Daar kwam ik achter toen ik na het zien van Boyhood in mijn dagboeken naar 2004 bladerde. Op 5 november schrijf ik: ‘Wat een tijd. Theo van Gogh is vermoord. Mijn vader ligt in het ziekenhuis. Yasser Arafat ligt op sterven. De vakbond krijgt 300.000 demonstranten op de been. Bush wordt opnieuw tot president gekozen. De ramadan duurt nog een week. En de tram naar huis was vies. Heel de wereld is ranzig.’
Ik begreep niets van de wereld, van mijzelf evenmin. In die tijd geloofde ik niet meer in een religie waarvan het eindresultaat de hemel of de hel is. Eigenlijk was ik helemaal niet geïnteresseerd in de islam, ze was naar de zijkanten van mijn leven gedreven.
Toch deed ik ramadan. Ik deed wat ik dacht dat van mij werd verwacht. Het omhulsel van mijn persoon correspondeerde vaker niet met wie ik echt was. Iets wat ik vaak om mij heen zie. Het levert dubbellevens op: atheïsten die onder druk vasten, vrouwen met geheime relaties, zelfs verborgen kinderen, homo’s die voor hetero spelen, stiekeme drinkers en ga zo maar verder.
Het is misschien wel hét probleem van mijn migrantengeneratie; niet los durven te komen van de ouders, gemeenschap, altijd denken je tot hen te moeten verhouden en keuzen te moeten maken op basis van hun wereldbeelden en referentiekaders.
Het is een wonder dat mijn generatie niet krankzinnig is – al loopt het met de depressies en psychoses de spuigaten uit.
Tien jaar na die dagboekaantekeningen deed een aangetrouwde tante enige tijd geleden haar beklag bij mijn oudoom, ver in de tachtig, over mijn vrije persoon. Ik kon niets anders dan medelijden hebben met hen die de gemeenschapscultuur misbruiken en hen die zich door haar laten gijzelen.
Het perspectief is veranderd.
Aaf Brandt Corstius is met vakantie. Vijf columns lang wordt ze vervangen door schrijver Asis Aynan (Gebed zonder eind, Uitgeverij Jurgen Maas), die in deze korte reeks terugblikt op het jaar dat Theo van Gogh werd vermoord.