Feelgood
Tegenover het Philips Stadion in Eindhoven is een plek waar op kunst wordt gebroed. Op maandagochtend zette ik de leenfiets, die ik op het station huurde, tegen het gebouw. In het kunstcentrum rook het naar het handarbeidlokaal van mevrouw Thijssen, zij leerde ons op de lagere school deeg en klei boetseren.
In een van de knutselstudio’s ontving ik achterelkaar drie vmbo-klassen. Met hen sprak ik over schrijven en verhalen.
Tegen het einde van morgen kwam de tweede groep binnen. Hen vertelde ik over de hondenbrokkenfabriek waar mijn vader werkte en hoe die hondenbrokkenfabriek geregeld terugkomt in mijn schrijven. Opeens kwam een hond binnenlopen, wandelen, onbegeleid. De leerlingen applaudisseerden. Goed getimed, klapte het applaus.
Ik vroeg van wie de hond was. De leerlingen lachten hard. Ik hoefde niet te acteren van wie de hond was, want hij hoorde bij de act. Hij was noch van mij, noch geboekt. De hond wandelde rond voor een aai en een rugklopje, waarna hij naast mij kwam zitten.
Het was feelgood.
Na de lezingen las ik over de moordpartij in een Utrechtse tram.
Omdat de volgende dag mijn lessen rond het middaguur begonnen, jogde ik ‘s ochtends in het park. Boven het terrein hing onrustig een politiehelikopter. Er vliegen vaker heli’s boven het park, omdat er zich volkstuinen met de bijhorende huisjes bevinden. Boeven op de vlucht proberen er voor de politie te verdwijnen.
Mijn benen renden op hetzelfde tempo, maar in het hoofd speelde een onverwachte voorstelling. Wat zag die wentelwiek onder zich? Een man met zwarte krullen die aan het rennen was, op de vlucht. Deze gedachten wilde ik niet, maar ik kon het niet tegenhouden.
Ik dacht aan mijn broer die ooit werd klemgereden door een antiterreureenheid. Hij moest uit zijn auto stappen. Terwijl tientallen mitrailleurlopen op hem waren gericht, kreeg hij onnavolgbare orders. Zijn handen omhoog en hijzelf omlaag, onder die druk en angst raakt iedereen in de war. Dit gebeurde niet in een ver buitenland, maar langs het Spaarne, de rivier die dwars door Haarlem kronkelt.
Mijn broer had vlak daarvoor voor zijn tv-documentaire gefilmd. De camerastatieftas die hij in de auto stopte, deed iemand bellen. Het zijn geweren, had die persoon tegen de alarmlijn geschreeuwd.
De chopper bleef op een plek zweven en de voorstelling dat ik door mannetjes van de politie elk moment tegen de grond werd gedrukt, bleef eveneens hangen.
Mijn helikopterblik vertelde dat deze gedachte door de zenuwen kwamen die de aanslag van de dag daarvoor zich in mijn lijf plantte.
Aan de voet van het park draaide ik om. Terug naar huis. Er kwam een politieagent op een motor naast mij rijden. Een motormuis. Hij keek mij kort aan. Ik beantwoorde niet aan het signalement. De agent kneep in de remmen, keerde, schakelde en vroem.
Heel kort wilde ik het toelaten: feelbad, maar mijn gedachten boetseerden de hond van een eetmaal eerder. Feelgood.
Asis Aynan