Zwarte Markt
Als kind vond ik de markt een enge plek. Ik heb het niet over die kneuterige biologische markten van tegenwoordig of kraampjes op het plein voor de slecht bezochte wijkkerk, waar hippe vintagekleding wordt aangeboden.
De eerste markt in mijn leven was de Beverwijkse Bazaar, in de volksmond de Zwarte Markt. Die plek is in verschillende opzichten bepalend geweest voor wie ik ben geworden.
Op zaterdagen of zondagen – al naargelang het ploegendienstrooster van de hondenbrokkenfabriek waar mijn vader werkte – ging ik vaak met hem naar Beverwijk. Het was een verplichting, want dan kon ik vader assisteren. Het helpen bestond meestal uit twee taken: gevulde plastic tassen meedragen of in de auto de wachthouden. Dat laatste ging als volgt: mijn vader liet mij alleen in de auto achter met een kwartje, als ik een parkeerwachter zijn ronde zag doen, dan moest ik als de sodemieter uit de wagen om een parkeerkaartje uit de automaat trekken. Op elk mogelijke manier werd er bezuinigd.
In al die jaren is er geen een parkeerwacht langs geweest, maar werd ik door talloze voorstellingen van de geest bezocht. Ik zat daar alleen met mijn gedachten, die er op neerkwamen dat mijn vader niet terugkeerde. In mijn fantasie verdwaalde hij en kon hij de weg niet terugvinden.
Het thema verdwalen heeft mij nooit verlaten. Onlangs was ik op vakantie naar het platteland van het Franse Normandië. Elke dag luidde ik in met een rondje joggen en elke keer dacht ik: niet van het pad af raken.
Ook dacht ik dikwijls in die auto dat vader ons gezin zat was, en dat hij besloten had te vertrekken, weg, de wijde wereld in. Maar mijn vader kwam altijd terug. Ik vond dat het grootste wonder in mijn toen nog korte leven – een freudiaan zou zeggen dat ik toen mijn ongezonde vorm van loyaliteit heb ontwikkeld en daar de rest van mijn leven toe moet verhouden.
Iedere keer wilde ik de opluchting in de vorm van tranen uitten. Nooit heb ik gehuild, niet omdat ik niet durfde, maar ik wilde hem geenszins het gevoel geven dat ik ongeschikt was. Een kind wil sterk en onfeilbaar zijn voor zijn ouders.
Ik vroeg vader eens, toen ik meehielp met het dragen van de tasjes gevuld met groenten en kruiden, terwijl een broer in de auto met een kwartje zat, waarom het de Zwarte Markt werd genoemd. Ik denk met veel weemoed terug aan zijn antwoord. Hij vertelde mij dat de markt haar bijnaam te danken had aan de vloer. Op de grond van de bazaar lag zwart asfalt. Die onwetendheid gevuld met fantasie vervult nog altijd mij met een zangerig blijdschap.
Op een dag kwam hij op het idee om op de Zwarte Markt een bizznizz te beginnen. Hij regelde met zijn werk een alternatief rooster en bestierde in het weekend een stalletje op de bazaar. Hij verkocht prullaria. Het werd geen succes.
Iedereen in de omgeving van mijn vader begreep niet waarom hij een marktkraampje uitbaatte. Hij had weinig geduld, kon niet acteren en snapte het principe van vraag-en-aanbod niet en het duivelse causale verband daartussen dat geld heet – ik ben het kind naar mijn vader, evenzo niet gemaakt voor de handel.
Ook in het marktstalletje had ik een taak. Mijn vader was het tweede deel van zijn leven een religieus man. Hij vond God na zijn migratie in Europa. Hij ontwikkelde een diepe liefde voor het opperwezen en volgde zijn regels strikt.
Op de Beverwijkse Bazaar bevond zich op de eerste verdieping een Turkse moskee en vader toog een paar maal per marktdag richting het gebedszaaltje als de oproep van de imam door de boxen van de bazaar klonk, die ook werd gebruikt voor andere mededelingen. Het viel mij op dat er weinig marktlui naar het moskeetje gingen. Ik kreeg op die jonge leeftijd mee dat handel de echte God was. Maar zoals ik al zei, vader was niet voor het geld gemaakt. Als hij naar de tamzida ging, paste ik op zijn uitstalling.
Althans. Ik zat dan op een krukje verstopt achter de platenspelers zonder naald en metalen waterkannen. Wanneer iemand geïnteresseerd naar de spulletjes op de tafel keek, staarde ik naar het plafond in de hoop dat de klant aftaaide. Ik zat daar met diezelfde angstige gedachten als in de auto, en het geschreeuw van de marktkooplui die hun waren aanprezen dat als tennisballen door de metalen hal stuiterden, voedde juist het onheil in mijn hoofd.
Nu is mijn verhouding met de markt compleet anders. Ik kom er graag en het hardop en sterk aanbevelen van de koopwaar is voor mij als een tapashap bij een borrel; ze kunnen niet zonder elkaar.
Onze buurman op de markt hielp de klanten die aanhielden. Die buurman was ook Marokkaans en sprak dezelfde Marokkaanse Berbertaal als onze familie. Hij was een van de weinige Marokkaanse mannen die ik kende die getrouwd was met een Nederlandse vrouw. Heel soms nodigde mijn vader het stelletje uit voor het avondeten bij ons thuis. Ik vroeg mij af hoe die twee met elkaar communiceerden, omdat de man de Nederlandse taal niet goed machtig was.
Er was een keer, waar ik nog over droom, dat het goed misging. Mijn vader hoorde de imam door de speakers de gelovigen tot het gebed oproepen. En weer verschool ik mij achter de spullen. Bij de kraam van de buurman pakte een klant een hoge, bolle vaas met bloemen en pauwen van de tafel en liet hem per ongeluk vallen. Op het zwarte asfalt brak de vaas in stukken. De buurman zei dat de klant het kunstige vaatwerk moest vergoeden. De klant weigerde. Het leidde tot geschreeuw. Steeds meer marktbezoekers verzamelden zich om onze houten tafels. De buurman kwam achter zijn kraam vandaan en raakte in gevecht met de klant. Het kabaal kon net als ik nergens naartoe ontsnappen in de aluminium hangar.
In die periode keken we met het gezin regelmatig naar de spaghettiwesterns van Bud Spencer op het Duitse ZDF. De knokpartijen in de saloon waren humoristische scènes, zelfs als de reusachtige Spencer een vervelende, dronken cowboy door de klapdeurtjes het zand in smeet en die daar zijn roes maar uitsliep. Het slaan voor de markttafel was humorloos en niet om aan te zien, geweld is toch wel een van de meest wanstaltige vertoningen van de mens.
Tijdens het treffen wist ik zeker dat mijn vader dit keer de weg naar mij niet ging vinden, daar was de ramp die zich voor mij afspeelde het bewijs van. En weer kreeg ik ongelijk. Op mijn schouder legde hij zijn arm. Mijn vader was terug. Zoals altijd. Het wonder.
Asis Aynan