Als docent en AOb-columnist Asis Aynan in een column terugkijkt hoe zijn voormalige economiedocent kauwgom in het haar gespuugd kreeg door zijn klasgenoten neemt de oud-lerares contact met hem op. Wat blijkt? Het getreiter was slechts het topje van de ijsberg.
“Ik ben gepest. Door leerlingen, collega-docenten en het management”, zegt mijn oud-docent economie. Eigenlijk had hier haar naam moeten staan. Maar ook al is het jaren geleden gebeurd en heeft ze bijna vijftien jaar geleden de school de rug toegekeerd, toch wil ze niet met haar naam in dit artikel. Ze wil de nadruk op het onderwerp pesten leggen en niet zo zeer zelf in de schijnwerpers staan. Ook wil ze de school of haar oud-collega’s geen schade berokkenen. En tot slot stelt mijn oud-lerares zich te kwetsbaar op over haar heftige arbeidsgeschiedenis om uit de anonimiteit te treden.
Het interview was al afgelopen en de opnameapp op mijn telefoon had ik uitgezet. We waren nog aan het napraten in haar jarendertigwoning in Haarlem, op nog geen vijf minuten fietsen van de school waar de gruwel plaatsvond. Haar werkzame leven werd verpest om tenslotte uit te vallen. Ze had het in ons gesprek nog niet zo duidelijk gesteld: “Ik ben gepest.”
In de auto terug naar huis, en gedurende de dagen na ons gesprek, galmen de drie woorden na.
Om het verhaal recht te doen, moet ik terug in de tijd. Ik ging naar de derde klas van de mavo. Een wonder. Het was het schooljaar 1994/95. In het jaar daarvoor was ik in een onmogelijke klas terechtgekomen en een groot deel van het jaar gedroeg ik mij naar de sfeer van de klas. We deden weinig, zaten veel achterstevoren en kletsten ons een ongeluk, waardoor de stof gewoonweg niet binnenkwam en huiswerk maken ook niet gebeurde. De welbekende vicieuze cirkel. Op driekwart van het jaar was het duidelijk dat ik zou blijven zitten, behalve als je in wonderen gelooft. Op miraculeuze wijze – zoals de hele puberteit niet te bevatten is – lukte het mij te ontsnappen uit de sfeer van het niets doen. Ik ging opletten en maakte mijn huiswerk.
Na het telefoontje van mijn klassenmentor dat ik bevorderd was, werd het mij duidelijk dat ik ergens in de maanden ervoor onbewust op een tweesprong gestaan had. De tweesprong die altijd in gedichten en liederen wordt bezongen. Ik had gekozen en zou na de zomervakantie op de ingeslagen weg doorgaan. Ik deed mijn best op school en daarbuiten had ik de tijd van mijn leven. Het was het jaar dat ik vijftien werd en dat veranderde alles. Ik mocht van de wet een bijbaantje nemen waardoor ik op voetbal kon, dronk mijn eerste colaatjes in het café en plots waren er meisjes die mij zagen. Ik zoende, tongde en bedreef de liefde. Mijn leven kon simpelweg niet meer stuk.
In dat schooljaar gebeurde tijdens onze les economie iets wat dertig jaar later de reden is voor dit verhaal. Mijn docent economie keerde terug van zwangerschapsverlof en werd voor onze mavo-klas gezet. Tegen de afspraak en zonder ervaring.
De lerares economie kwam in 1986 als achtentwintigjarige binnen op de Haarlemse scholengemeenschap (havo en vwo) die op de grens van Haarlem en Bloemendaal staat. Met haar 28 jaar was ze jong en geliefd. Als vrouwelijke docent economie was ze ook een bijzonderheid in haar sectie die door mannen werd gedomineerd. Ze ging mee op schoolreisjes, werd mentor van de bovenbouw van de havo en trad op in de jaarlijkse talentenshow van de school. Kortom een carrière richting een conrector-schap leek niet onmogelijk. dat was destijds trouwens een bijzonderheid geweest op deze behoudende katholieke school.
“Alles veranderde toen ik twee jaar later uit het niets door mijn collega’s, zonder mij verkiesbaar te stellen, tot voorzitter van de personeelsraad werd gekozen – een club die opkwam voor de belangen van collega’s. De vorige personeelsraad stapte volledig op omdat voor een vacante conrectorsfunctie alleen gesolliciteerd mocht worden als je zelf katholiek was.”
Terwijl ik luister en van mijn thee drink, vraag ik mij af of dat niet tegen het eerste artikel van de Grondwet inging. “Ik werd in de raad gestemd en een collega voelde zich na een incident met een leerling geschoffeerd door de rector. Dus besloot die collega een brief te schrijven naar ons schoolbestuur. De collega vroeg mij vanuit mijn voorzittersfunctie of ik hem wilde bijstaan toen hij door het bestuur werd uitgenodigd. Tijdens een strandwandeling bereidden we het gesprek voor.”
Een collega moet de twee hebben zien wandelen en suggereerde bij de rector dat ze een relatie hadden. “Toen ik mij voor het bestuur hard maakte voor de argumenten van de leraar werd aandachtig naar mijn verhaal geluisterd. Maar achteraf ben ik noch door het bestuur, noch door de rector serieus genomen. Ik heb daar gestaan omdat ik een relatie had met een collega en niet als voorzitter van de personeelsraad. Ik werd in diskrediet gebracht.”
Ze stapte uit de personeelsraad en het werd haar moeilijk gemaakt door haar vervelend in te roosteren, ook kreeg ze geen andere taken naast onderwijsgeven toebedeeld en toen ze gezondheidsproblemen kreeg viel er over aangepaste werkuren niet te praten.
Drie jaar later fuseert de katholieke school op dat bemiddelde stukje aarde met twee kleine mavoscholen; de een midden in de idyllische bossen van Bloemendaal en de ander uit een arbeiderswijk in Haarlem-Noord. Geen van de scholen was verwant aan de ander, maar de jaren negentig braken aan, waarin kleinschalig onderwijs het verloor van de grote scholen, lees het grote geld. De mavo’s die fuseerden verlieten hun honk en gingen op in de katholieke school.
Om vanuit een ander perspectief een beeld van die fusie te krijgen, spreek ik in een koffietent in de hal van Utrecht Centraal mijn oud-leraar Engels, 77 inmiddels. Voor hij en de lerares economie collega’s werden, gaf hij op een van de twee mavo’s les.
Terwijl ik op hem wacht loopt er een duif rond. Hoe komt die binnen, vraag ik mij af. Even later staat de nog altijd rijzige leraar Engels voor mijn neus. Een stevige hand volgt en binnen vijf minuten weten we van elkaar dat we Friese familie hebben en allebei doof zijn aan één oor. “De scholenfusie werd doorgedrukt.” zegt hij na dertig jaar nog altijd resoluut. “Niemand wilde er echt aan. Onze mavoschool liep als een tierelier; het was dus ook onnodig. Het heeft ook jaren geduurd voordat we een geheel werden.”
De vwo-leraren bleven heel lang een kliekje, vertelt mijn oud-leraar. “Een deel van hen keek op ons mavo-leraren neer en sommigen waren zelfs verbaasd als een van ons een universitaire graad had. Die stemming veranderde pas na jaren, daar moest eerst een heel nieuwe aanwas leraren voor binnen komen. Ook gaven we in het begin nog les in een ander gebouw anderhalve kilometer verderop; daar hoefden de havo/vwo-docenten niet naartoe. Wij wel.”
Hij heeft ondanks de perikelen persoonlijk weinig last van de fusie gehad, dankzij zijn ‘ironische levenshouding’ en ook al was de fusie onnodig, hij krijgt er wel een paar fijne collega’s bij. Zoals mijn lerares economie, waar hij nog altijd goed contact mee heeft.
Voordat mijn oud-docent economie met zwangerschapsverlof was gegaan, had ze het management gevraagd haar alsjeblieft niet meteen voor de mavo-klassen te zetten. Ze had daar nog geen ervaring mee. Ze kreeg positief bericht en was dus met een gerust hart met verlof gegaan.
“Ik werd zelfs door de sectie(leiding) in het ziekenhuis bezocht. Ze zeiden dat ze mijn kindje heel schattig vonden, maar ze vertelden er niet bij dat onze afspraak niet meer stond en ik na mijn na mijn verlof toch voor de derde klas mavo werd gezet. Hypocriet.”
Ze vertelt mij dat de periode na de bevalling van haar tweede kindje zwaar was. Haar dochter sliep slecht en ze meldde zich ziek. De leiding zette haar na enkele maanden onder druk om toch weer volledig aan de slag te gaan. Dus toen ze ons ging lesgeven was ze ziek en doodop. Zonder enige ervaring met mavoleerlingen werd ze voor de meest lastige klas van de school gezet.
Iedereen in onze klas zag dat ze kwetsbaar was en na de eerste les werd ze een prooi voor de pestkoppen. ‘Wreed’, noemt de oud-leraar Engels de actie van de schoolleiding en wat er vervolgens gebeurde was dat ook.
De geoefende pesters maakten haar iedere les dol met hun gejen en gezuig. Op een dag bleven ze hangen. Iemand leidde haar af en een ander spuugde haar kauwgom in het haar. Ze moest naar de kapper om het weg te knippen. Ik zag het allemaal voor mijn neus gebeuren en stapte naar een van de vele conrectors om te vertellen wie het hadden gedaan.
“Ik wist dat ze het zwaar had, maar niet dat ze kauwgom in het haar gespuugd kreeg,” zegt de voormalig-leraar Engels.“ Ik merk dat ik mij om die woorden opwind en kijk of die duif nog rondscharrelt. En ik vertel hem wat mij is gebeurd.
De pesters van het kauwgom werden niet van school gestuurd, niet geschorst en er volgde ook geen corvee. Ze hoefden slechts excuses aan te bieden met bijhorend bloemetje. Het was in de tijd dat het programma Het spijt me op tv was. Door het zwakke optreden van de leiding kregen de pesters carte blanche mij te pakken. Ik werd wekenlang racistisch gepest. Het hield dankzij de zomervakantie op.
Nu ik halverwege de veertig ben vraag ik mij af waarom de rector, conrector of iemand anders destijds, na mijn daad, niet aan mij vroeg hoe het met mij ging?
De lerares economie en leraar Engels hebben nooit geweten dat ik naar de leiding was gegaan en daarna gepest werd.
Ik zie het ongemak in haar gezicht. Ze biedt haar excuses aan, maar zij is de allerlaatste die zich moet excuseren voor wat haar is aangedaan.
“Waarom heb je niks voor haar gedaan” zeg ik enigszins wanhopig tegen de oud-docent Engels. “Je wist hoe de leerlingen en de leiding met haar omsprongen.” Hij beaamt niets te hebben gedaan. Er werd onder de leraren wel over haar situatie gesproken, maar een gezamenlijke actie of collectieve vuist werd niet gemaakt. Hij zag zich niet bij machte iets te veranderen. “Ik was maar een klein radartje in een groter geheel.”
Als ik aan mijn oud-lerares economie vraag wat ze ervan vindt dat anderen het niet voor haar hebben opgenomen, terwijl zij dat zelf meerdere malen voor andere collega’s heeft gedaan, zegt ze dat het leraarschap deels een autonome baan is, waarin je verenigen lastig is.
De enige reden die ik kan bedenken dat je je niet openlijk uitspreekt over het onrecht en ongeluk dat je collega’s wordt aangedaan is een extreem onveilige werkplek. De leraar Engels in ruste bevestigt mijn vermoeden. “De fusie moest en zou een succes worden. Er mocht geen enkel negatief bericht naar buiten komen. Het algemene belang werd boven het individuele welzijn gesteld.”
Die analyse klopt helaas. De fusie die een succes moest zijn, creëerde een vacuüm waar leerlingen, leraren en leiding hun gang konden gaan. Ik zag hoe vaak leraren lastige leerlingen eruit stuurden, maar dat had nooit gevolgen. Leraren die huilend het klaslokaal verlieten stonden de volgende les zonder dat er iets veranderde weer voor de klas. Wat een docent overkwam – die niet mee wilde werken aan dit artikel – sloeg werkelijk alles. Mijn pestklas verzamelde stuivers en bekogelde hem met het nikkel terwijl hij les aan het geven was. Hij raakte gewond. Maar er gebeurde niets. Weer die carte blanche. Dus trokken de stuivergooiers naar zijn huis en gooide zijn ramen in. Maar er werd geen actie tegen de pesters ondernomen.
Er zijn veel docenten die groot onrecht is aangedaan en er werd als antwoord weggekeken. “Waarom ben je niet gewoon weggegaan?” zeg ik bijna op verwijtende toon tegen haar. “Ik was moe”, vertelt ze. “Als je moe bent, maak je geen keuze. En na de pestincidenten begin jaren negentig heb ik mijn uiterste best gedaan een nieuwe weg te vinden binnen de school totdat ik door gezondheidsproblemen volledig was uitgeput en met grote somberheid definitief uitviel in 2011.”
Ik kijk met bewondering naar haar en zeg dat ik het enorm stoer en moedig vind dat ze haar verhaal deelt. Een verhaal dat niet aan het onderwijs is voorbehouden maar zich op iedere werkvloer kan afspelen.
Er zullen ongetwijfeld collega’s en oud-collega’s zijn die vinden dat dit de vuile was buiten hangen is. Tegen hen wil ik zeggen, als dat het enige tegenargument is dan ben je onderdeel van het probleem.
De vloer van haar jarendertigwoning kraakt als ik na het interview opsta en ik denk weer aan die duif. Mijn oud-lerares economie heeft net als die duif vastgezeten in een gebouw, in een systeem, dat haar onrecht aandeed en daarna aan haar lot overliet. Toch heeft het systeem haar niet kapot gekregen. Het niet gehoord worden door leidinggevenden, ziektes die weggewuifd worden, kritiek als negativiteit bestempelen en domweg gepest worden, het overkwam haar allemaal, maar het zijn geen weggestopte herinneringen in haar bovenkamer die haar tergen.
Ze is niet alleen over het onrecht, dat haar en anderen is aangedaan, met mij in gesprek gegaan, maar nadat ze in 2011 uit het onderwijs vertrok heeft ze elders zingeving gevonden. Ze zet haar ervaringen in als Wia-begeleider voor de AOb. Al meer dan tien jaar is ze een luisterend oor voor leraren die gedurende hun werkzame leven ziek zijn geworden. Daarmee is de getuigenis van mijn oud-lerares economie niet enkel een pijnlijke geschiedenis, maar uiteindelijk vooral een hoopvol verhaal.
Asis Aynan
Bovenstaand verhaal verscheen december 2024 in het Onderwijsblad.