De burgemeester van Antwerpen Bart de Wever en die van Rotterdam waren vorige week op een boekpresentatie over gewelddadig radicalisme.
Bart de Wever deed daar een aantal uitspraken over het integratiebeleid. Hij mocht ze op televisie herhalen, en daar zei hij dat migrantgroepen gesloten zijn, zeker die van Noord-Afrikanen, Marokkanen, in het bijzonder Berbers.
Een sterk staaltje retorica dat fuiken.
Vervolgens plaatste Abou Jahjah, de oprichter van de Arabische Europese Liga, inmiddels vergaan, op twitter #jesuisberbere. En kondigde Abou een sit-in voor het Antwerpse stadhuis, én werd het aftreden van de burgemeester geëist. O ja, er was ook nog niets met racisme.
Een dwarsstraat: waar komen al die Abu’s en Abous opeens vandaan?
Sinds ik niet meer in een enkele god geloof, groeit mijn vertrouwen in het toeval met de dag. Op het moment dat de uitspraken van Bart de Wever in een draaikolk terechtkwamen, dacht ik na over een essay, dat zal spreken over de verschillen en gelijkenissen van het migratieproces tussen Nederland en België. Het essay zal ik in juni ten gehore brengen in Mechelen.
Ik vroeg mij af wat Abou Jahjah met #jesuisberbere bedoelde. De kreet verwees naar #jesuischarlie, waarmee de Parijse cartoonmoorden werden afgekeurd, verafschuwd en werd opgeroepen op te komen voor de vrijheid van meningsuiting. De uitspraken over Berbers door Bart de Wever hadden niemand vermoord, en waren gedaan uit naam van de meningsuiting.
En wat heeft de burgemeester nu precies gezegd over Antwerpenaren met een berberachtergrond? Hij is ontevreden over de integratie, baalt van de criminaliteitscijfers en hij heeft moeite contact te maken met de Berbers uit zijn stad. Ik zie geen racist, maar iemand die het ontbeert aan kennis, handvatten, en de meest invloedrijke migrantengroep smeekt om hem te helpen. Het zijn geen armen over elkaar, en het is veel meer dan een uitgestoken hand, het zijn open armen. Waarom wordt dat niet gezien?
Iedere Berber die dit niet ziet en gekrent is door de uitspraken van De Wever wordt getergd door onzekerheid en mist ieder historisch besef. De Berber bezit een van de oudste levende culturen van de wereld, en heeft de onderdrukking, geweld en de idioten des tijds overleefd omdat hij door zijn lange bestaan iedere menselijke kronkel herkent en daarmee om kan gaan.
Wie een berbersteuntje in de rug wil om zijn culturele zelfvertrouwen te herwinnen begint met het lezen van De gouden ezel, geschreven door Apuleius. De roman verscheen aan het eind van de tweede eeuw van onze jaartelling. Het is de allereerste volledige roman die we kennen. En, Apuleius is een Berber.
‘Thessalië! Daar ligt de oorsprong van mijn familie van moederskant, met daarin de luisterrijke namen van de beroemde Plutarchus en later diens neef, de wijsgeer Sextus.’ Met deze regels begint De gouden ezel. De roman begint niet voor niets met het ontvouwen van de oorsprong van het hoofdpersonage Lucius. Zoals dichter Jan Kal in zijn nieuwste dichtbundel Een dichter in mijn voorgeslacht schrijft dat een leven zonder zelfonderzoek een leeg leven is.
In De gouden ezel wordt de knappe Lucius tot ezel getoverd en het lastdier maakt de absurdste en fantastische avonturen mee. Berbers! Vertel de mooiste verhalen over ezels, wees er figuurlijk niet een – in letterlijke zin is er niets mis met het goede en schone dier.
Asis Aynan
ps: voordat het gebrek aan doorzicht toeslaat na het lezen van dit stuk. Ik ben zelf een Berber (Amazigh), geef de Berberbibliotheek uit, nodig al jaren berberschijvers uit onder andere op dit podium, heb meegewerkt aan deze Berberspecial, was gasthoofdredacteur van deze Berberspecial, heb meegewerkt aan de deze berberradiodocumentaire en etc etc etc…