1 augustus 2014 vrijdag
In het ziekenhuis kneep de arts van de Eerste Hulp in mijn benen, drukte tegen rugwervels en onderzocht het bekkenapparaat op breuken. Niets verontrustends. De röntgenscans sloten uiteindelijk elk letsel uit dat moest worden behandeld. De botsing tussen racefiets en Vespa had een heel andere afloop kunnen hebben, werd mij verteld.
‘De komende tijd rustig aan doen’, zei de dokter. ‘Na een paar dagen bed zal een zwembadbezoek je goed doen.’
Mijn gedachten verplaatsten zich uit die EHBO-kamer naar een paar weken daarvoor. Naast mij zat acteur Jack Wouterse. We zaten in een bubbelbad. Op ons na was het Terschellingse zwembad leeg. Ik kende Jack Wouterse niet persoonlijk. Maar toch baadden we broederlijk ogend in het luchtbelletjesbassin. Hij speelde in het mooie en absurdistische toneelstuk Samurai op het festival Oerol, dat was geregisseerd door mijn vriend Yahya Gaier. Hij had mij uitgenodigd.
De badmeester had weinig te doen en keek heel de tijd onze kant op. Had ongetwijfeld te maken met Jacks bekende gezicht, maar wij getweeën in het bad moest ook een aandachtstrekker zijn geweest. Hij tegen de twee meter en lijvig. Ik, klein van stuk, net als mijn gewicht. Een ernstige Laurel en Hardy, want Jack vertelde over de operatie aan zijn knie, waar een titaniumschijf in was geplaatst.
‘Heerlijk dit’, zei Jack met een glimlach. ‘In het water voel ik mijn lichaam minder.’
Ik wilde het cliché articuleren dat hij in het echt anders was dan op het toneel en het doek. Ook in de televisieserie Najib en Julia, geregisseerd door Theo van Gogh. Jack speelde daarin een hijgerige en onbeschofte rechercheur wiens dochter het met een Marokkaan deed, afkomstig uit een probleemfamilie, waar de politieman weer mee van doen had.
De reeks werd een paar jaar voor Van Goghs dood uitgezonden. Ik woonde in de Haarlemse witte achterstandsbuurt Harmenjans, werd regelmatig voor homo uitgescholden en keek elke week naar Najib en Julia. Opvallend was dat in de serie Berbers werd gesproken. Iets wat in de filmkunst, maar ook in het onderwijs in eigen taal en overheidsvoorlichting nauwelijks gebeurde. Het lukte de Marokkaanse overheid vanuit haar dictatoriale zetel ook in dit land haar arabiseringspolitiek uit te oefenen.
Theo van Gogh was eigenwillig en had zich verdiept in de achtergrond van de Marokkaanse Nederlander.
Het achterland van zijn moordenaar is de gewelfde Rif met haar sint-johannesbroodbomen, wilde artisjokken en rijen ondenkbaar ijle olijven. Om precies te zijn: Midar, de streek waar het mooiste Berbers van Noord-Afrika wordt gesproken. Dat Theo van Goghs interesse en de achtergrond van zijn moordenaar samenvielen, is toeval of niet, maar in elk geval een wrange vrucht.
Aaf Brandt Corstius is met vakantie. Vijf columns lang wordt ze vervangen door schrijver Asis Aynan (Gebed zonder eind, Uitgeverij Jurgen Maas), die in deze korte reeks terugblikt op het jaar dat Theo van Gogh werd vermoord.