Pleidooi
Ik vind het altijd leuk om boeken te ontvangen. Helemaal als ik het boek zelf niet heb besteld; soms ontvang ik boeken zonder dat ik erom heb gevraagd. Het is een soort cadeaumoment. Die leuke momenten gebeurden een paar jaar geleden vaker, toen schreef ik nog regelmatig voor landelijke media. Ook was ik zeer korte tijd recensent voor de boekenpagina van Nrc. Iedere keer genoot ik als er een boek in de bus lag. Ik besprak voor Nrc buitenlandse literatuur, denk aan schrijvers als Alaa al Aswani, Ibn Hazm en Abulhawa. Achteraf slaat het natuurlijk nergens op, en was het blind en jeugdig enthousiasme dat ik er in meeging. Omdat ik een bepaalde naam heb, besprak ik schrijvers die een bepaalde naam hebben. Pietje bespreekt Pietje, en Samir recenseert Samir. Zo was het natuurlijk niet bedoeld, maar zo ziet het er wel uit.
Deze week lag er na een dag werken op de hogeschool weer een boek op mij te wachten. Uitgeverij De Bezige Bij stuurde een recensie-exemplaar van het essay Pleidooi voor radicalisering van Dyab Abou Jahjah op. Ik had er niet om gevraagd. Het was zelfs de eerste keer dat de Bij uit zichzelf een titel naar mij stuurde. Het essay verscheen in de reeks Horzel.
Ik weet nog wel van vakanties hoe de dieren van opa, die hoog in de hemel is, door horzels werden geteisterd. De larven van het vliegende insect leefden in de lichamen van opa’s geiten en ezels. Het zijn ongenodigde gasten, en als ze zich hebben vol geschransd, vreten ze zich een weg naar buiten.
Soms kon de grote, lieve, zwarte ezel de kwellende jeuk niet meer aan en liet hij zich als een baksteen in het zand vallen. Hij draaide op zijn rug wild alle kanten op om het krieuwelvuur te doven. Wie het zag, kreeg medelijden met de grote, lieve, zwarte ezel. Als de stofwolk was gaan liggen, stond de ezel inmiddels weer op zijn benen en staarde met droeve ogen naar de zinderende kim. Hij wist; er is geen steek veranderd, de hitte en de horzels waren er nog.
In de Horzel-reeks verschenen onder meer essays van Zihni Özdil en Manon Uphoff, die kreeg ik niet in de bus. Waarom ik die van Abou Jahjah ontving, is mij een raadsel.
Asis Aynan