Tarik ibn Cobain
Begin jaren negentig keek ik iedere morgen voor ik richting de mavoschool ging naar MTV. Op de muziekzender was dan het dansprogramma The Grind te zien, daarin werd op een tropische locatie rond en in het zwembad door de mooiste jeugd ongegeneerd gedanst op popmuziek. In mijn herinnering volgde direct na de dansshow Smells like teen spirit van Nirvana. In de videoclip treedt de band in een slecht verlichte gymzaal op voor een dol schoolpubliek, dat door een groepje cheerleaders verder wordt opgezweept. Uiteindelijk breken de leerlingen de tent af.
Destijds kon ik Nirvana’s muziek om haar depressieve en donkere karakter maar moeilijk toelaten. Ze vertolkte niet mijn stem. Ik was een twaalfjarige brugklasser, enorm verheugd de basisschool achter mij gelaten te hebben en keek reikhalzend uit naar de vruchten van de puberteit.
Zo een twee jaar geleden werd ik ondersteboven gelopen door de documentairefilm Cobain: Montage of heck. Het ontstellende portret over de leadzanger van Nirvana, Kurt Cobain, bevat interviews, animatie, dagboeknotities en vooral beeldmateriaal uit het privéleven van de voorman, dat hij meestal zelf filmde.
Maar de grootste verbazing was dat de documentaire mij voortdurend aan de imam Tarik ibn Ali deed denken. Ibn Ali, echte achternaam Chadlioui, werd onlangs in Birmingham opgepakt, omdat hij ervan wordt verdacht een headhunter te zijn voor IS. In Nederland besteedde de media eerder meerdere malen aandacht aan zijn persoon en werd hij ‘haatimam’ of ‘haatprediker’ genoemd.
Ik keek naar hem op zijn Youtubekanaal, met dezelfde lol waarmee ik jaren eerder naar MTV keek. Het zijn filmpjes in huiselijke sfeer, in de moskee of op feesten waar hij de islam verkondigt, en tussendoor moppen tapt en anekdotes vertelt, wat zijn grote populariteit verklaart.
Ik begrijp dat de twee op het eerste gezicht elkaars tegenpolen lijken, maar de levens van de strenggelovige Ibn Ali en de bandeloze Cobain, die vond dat Jezus geaborteerd had moeten worden, hebben veel met elkaar gemeen. Bij beiden heeft drugs een rol gespeeld en wilden ze beroemd worden, de een deed dat door de grungemuziek en de ander door de islam. De grunge was origineel en vond weerklank bij de jongeren. Ook de jeugd omarmde Ibn Ali’s boodschap die hij op vernieuwende wijze bracht: religieuze stand-upcomedy.
Toen de veiligheidsdiensten Ibn Ali van straat haalde, daalde plots het besef in dat de voorganger en de grungeartiest niet op elkaar leken, maar slechts een aantal overeenkomsten hadden. Het was de migrantenziel die mij in staat stelde twee totaal verschillende cultuuruitersten te verenigen, een van de weinige zegeningen van de migrant.
Asis Aynan (37) is schrijver en zijn laatste boek is Gebed zonder eind. Aynan doceert aan de Hogeschool van Amsterdam en is de bedenker van de Berberbibliotheek. Deze column verscheen op 12 augustus in dagblad Trouw.