Trancedance
Op de overloop stond mijn rolkoffer klaar. Dat op zichzelf handige object is dankzij de Airbnb-trolleytoeristen in Amsterdam inmiddels een gehaat ding. Om de onbeduidende vakantiezenuwen geen aandacht te hoeven geven, herschikte ik mijn boekenkast. Ik herlas enkele korte verhalen van Mohammed Mrabet, een analfabete auteur die zijn werk in het Marokkaans op band insprak. De Amerikaan Paul Bowles zette ze daarna in het Engels op schrift. Samen maakten ze een uniek en bijzonder oeuvre.
In bijna alle boeken van Mrabet verhaalt hij over trancedansen; het zijn scènes waarin de personages onder leiding van bezwerende muziek en zang zich voorbij de grenzen van de ratio dansen om de wereldse vuilnisbelt te ontvluchten en zich even naar lekker geurende tuinen begeven.
Na lezing voelde ik een lichte schuld en een verlangen door mijn vlees schieten. Hoe lang geleden was het? Ik kon het mij niet voor de geest halen. Onze geplande drukke loopbanen zijn net zo waterpas gestuukt als de muren van onze huiskamer. De dansende mens is weggepleisterd.
In gesprekken met vrienden – dertigers en veertigers – wordt met regelmaat beloofd om snel weer te gaan dansen. Het komt er nooit meer van. Op gezamenlijke avonden zitten we aan de dis, drinken onze coupes leeg terwijl de nacht zich vult met gesprekken. En praten bedwingt iedere lust tot dans.
Ik luister dagelijks naar muziek, maar mij erin verliezen is een zeldzaamheid geworden. Hoe anders was dat voorheen. Sinds ik mij kan heugen, liet ik mij meevoeren op allerhande muziekklanken; thuis, op klasse- en schoolfeesten, en toen de adolescentie aanbrak die mij toegang verschafte tot de clubs, kreeg zelfs een bulldozer mij niet van de dansvloer.
In Haarlem, mijn moederstad, waren meerdere dansgelegenheden, en die richtten zich op verschillende subculturen. De alternatievelingen gingen naar het Patronaat en de hiphoppers naar The Sound. Ik vond die scheiding grote onzin en mijn honger naar dansen op verschillende muziekstijlen brak dwars door de afbakeningen tussen deze subculturen.
Ik ging daarmee ook over de grenzen van mijn ouders heen. Zij vonden het nachtleven een enge bedoening en wilden dat ik op tijd thuis zou zijn. Dat is mij nooit gelukt. Een paar keer per week sloop ik in het diepst van de nacht ons huis in. Soms kwam ik dan mijn vader tegen die zich aan het voorbereiden was op het nachtgebed. Hij schudde dan slaapdronken het hoofd in zijn lange nachthemd.
Nu stond ik met een verhalenbundel van Mohammed Mrabet in mijn handen voor de boekenkast en bewoog vol onbegrip voor mijzelf het hoofd heen en weer.
Asis Aynan (37) is een Nederlandse schrijver van Marokkaanse afkomst. Zijn laatste boek is Gebed zonder eind. Aynan doceert aan de Hogeschool van Amsterdam en is de bedenker van de Berberbibliotheek. Deze column verscheen op 29 augustus in dagblad Trouw.