In de boekenreeks De Berberbibliotheek verschijnt 03 december de roman Het verlaten land van de Algerijnse schrijver Mouloud Mammeri. Een roman die gaat over een klein Algerijns dorp ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Asis Aynan schreef bij de roman het nawoord. Het nabericht is opgedragen aan de Marokkaanse dichters Chacha en Ziani die afgelopen zomer overleden. Hieronder is het complete nawoord te lezen.
De onsterfelijke grote broer
Voor de dichters Chacha en Ahmed Ziani
Het regent. Hard en onophoudelijk. Het is 25 februari 1989, elf uur ’s avonds en Mouloud Mammeri rijdt in zijn Peugeot 205. De schrijver, taalkundige en antropoloog is goed gestemd en voldaan. Hij heeft zojuist een lezing gegeven aan de universiteit van Oujda in Marokko. Het was druk geweest, veel studenten, journalisten en vrienden. Voor hij vertrok sprak Mammeri een bevriend collega over de telefoon. Ze maakte zich zorgen. De lezing zou pas laat afgelopen zijn en de Magrebijnse wegen zijn slecht onderhouden, smal en onverlicht. Zijn collega probeerde hem over te halen pas de volgende ochtend naar Algerije terug te rijden, maar ze wist dat het weinig zin had, want Mouloud had haast, altijd haast. ‘Ik ken de weg goed, mijn autootje is pico bello in orde en deze februaridagen zijn prachtig!’ stelt hij haar gerust. ‘Wees voorzichtig, Da Lmouloud,’ zegt ze nog.
+
Mouloud Mammeri werd in 1917 in het Algerijnse Taourirt-Mimoun geboren, een dorp in Kabylië in het noordoosten van het land, waar de natuur zich door niets en niemand laat bedwingen en haar ongeremde onafhankelijkheid toont. Zijn inwoners zijn uit hetzelfde hout gesneden. De vrije geesten van Kabylië hebben als geen ander hun politieke en culturele stempel op de Noord-Afrikaanse geschiedenis gedrukt.
Na de lagere school stuurden Mammeri’s ouders hem naar een oom in Rabat (Marokko), die adviseur van koning Mohammed V was. Toen hij de middelbare school afrondde, keerde hij terug naar Algerije om daarna in Parijs verder te studeren. Mammeri specialiseerde zich in de Franse letterkunde en antropologie. Hij onderbrak zijn studies bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog; hij werd opgeroepen om aan Franse zijde tegen Hitler te strijden en vocht in Italië, Frankrijk en Duitsland.
Na de oorlog begint Mammeri aan zijn kleine literaire oeuvre – Algerije stond op dat moment nog onder Frans protectoraat (1830-1962). Door zijn studies en de wrede oorlog zag hij hoe belangrijk het is dat een volk zijn geschiedenis en literatuur optekent. Marokko, waar dat amper gebeurde, illustreert dat uitstekend, het land ging zich gedragen naar de verhalen van anderen, die over kifrokers, de eeuwige couscous, mierzoete muntthee en prostituees in overvloed gaan, over de sultans op hun troon in een duizend-en-één-nachtdecor.
Voor Mammeri geen dergelijke horror.
Er was amper sprake van een moderne Algerijnse literatuur, tot de Vijftigers van zich lieten horen; een klein groepje schrijvers dat al dan niet los van elkaar over de Algerijnse geest en identiteit en het kolonialisme schreef.
De belangrijksten onder hen zijn Mohamed Dibb, Assia Djebar, Kateb Yacine, Mouloud Feroun, Marie-Louise
Taos Amrouche en Mouloud Mammeri. In de jaren vijftig en zestig schreef Mammeri drie romans: Het verlaten land (La Colline oubliée), De slaap der rechtvaardigen (Le sommeil du juste) en Opium of slagen (L’opium et le bâton). Zijn vierde en laatste roman De kruising (La traversée) zag het licht in 1982. Alleen Opium of stokslagen verscheen eerder in het Nederlands, in 1980 bij Het Wereldvenster – Romans uit de Derde Wereld.
Aan de vooravond van de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962), die tussen de 350.000 en anderhalf miljoen mensen het graf mee innam, debuteerde Mammeri in 1952 met Het verlaten land. Het boek wordt als de eerste grote moderne Algerijnse roman beschouwd, daarom kreeg Mammeri de koosnaam Da Lmouloud. Da is een afkorting van dada, een respectvolle aanspreekvorm voor de oudste broer binnen een gezin. In Kabylië wordt Mouloud als Lmouloud uitgesproken.
In de Franse pers werd het boek overladen met lof maar in Algerije heersten er ambivalente gevoelens jegens het verhaal. Het gejubel in de Franse kolommen werd door een deel van het Algerijnse lezerspubliek als misplaatst ervaren. Frankrijk was immers de kolonisator, de grote vijand, en die ging zich nu ook bemoeien met hun literatuur. In Algerije werd Het verlaten land door velen omarmd, maar het kreeg ook het commentaar verkeerde beschouwingen over de Algerijnse cultuur te bevatten en het werd regionalisme verweten, omdat het verhaal zich voor een groot deel in het dorp Tasga afspeelt.
De reacties in Algerije hadden gemeen dat ze een dorst naar eigen verhalen op papier vertolkten. Het was een literair antwoord op de moderne tijd, die het Algerijnse volk niet goed gezind was. Eindelijk was er, na Lucius Apuleius Madaurensis (De gouden ezel) en Augustinus (Belijdenissen), onder hen weer een groot schrijver opgestaan.
De vorm van Het verlaten land is bijzonder. Het boek kent hoofdstukindeling noch hoofdstuknummering, en ik denk dat Mammeri liever geen paginanummers op de bladzijden had gezien. Het is één verhaal dat op één vel zou moeten staan, het wordt in één adem verteld.
De roman opent met de beschrijving van de onstuimige seizoenen in het dorp Tasga. De lezer weet direct dat het leven er niet eenvoudig is. Het lijkt een dorpsverhaal; een kleine gemeenschap, de gebruiken, tradities, architectuur, verhalen en gedichten van dat stukje Algerije worden met grote precisie beschreven. Dat maakt het eveneens een onthaastingsroman; de levens van de personages worden niet als een serie snapchatfoto’s gepresenteerd, maar als een panorama waar de tijd voor moet worden genomen.
Het is ook een ontwikkelingsroman, niet van één persoon, maar van een vriendengroep, de vrienden van Taasast.
Taasast is de zolder waar het hoofdpersonage, de jonge Mokrane, en zijn vrienden samenkomen en hun geheimen met elkaar delen. De vriendengroep bestaat uit Idir, Menach, Meddour, Sekoura, Mokrane en Aazi. De bovenkamer is al tijden niet meer geopend, omdat de groep volledig moet zijn om de deur van het slot te mogen halen.
De deur van Taasast zal ook niet meer openen, want de vriendengroep wordt volwassen. Om tot wasdom te komen moet je je jeugd verlaten, en daarom verraden ze een voor een hun jongere ik. Die ontrouw aan de jeugd zal voor iedereen herkenbaar zijn.
Mokrane trouwt met Tamazouzt, die in de roman de fluweelzachte naam Aazi draagt, de verloofde van de nacht. ‘Nieuwe namen’ zijn geen uitzondering in het verhaal, evenmin als in de Berbercultuur, want in hoeverre komt een geboortenaam overeen met wie je bent? Zo kreeg Mammeri van zijn ouders de naam Mohammed, die hij wijzigde in Mouloud. We moeten het principe van een geschiktere naam niet verwarren met het spel van de bijnaam, dat spot als basis heeft.
Als Tamazouzt wordt beschreven,is zij de wederhelft van Mokrane, die van haargemeenschap de opdracht heeft kinderen te baren en verder moet ze haar mond houden. Terwijl de woorden die aan Aazi zijn gewijd over haar grote talenten gaan, ze is een danseres, een dichter, de verloofde van de nacht. Mammeri toont op rake en ontroerende wijze het pijnlijke verschil tussen hoe wij onszelf zien, wie we willen zijn, en de verwachtingen van de mensen om ons heen.
Niet alleen de liefde tussen Aazi en Mokrane krijgt veel te verduren. De wereld en het dorp zijn zwanger van het grote onheil dat de Tweede Wereldoorlog heet. Dat blijkt al snel: ‘Sinds lange tijd heerste er in ons plaatsje inderdaad een vreemde, ongrijpbare ziekte. Een ziekte die overal en nergens was, die soms een paar maanden weg leek te zijn om dan ineens weer toe te slaan, keihard, als het ware ter compensatie van het korte respijt dat we hadden gehad. We hadden alles geprobeerd, maar niets hielp, vooral omdat niemand precies wist wat de oorzaak van het probleem was, welke heilige we hadden beledigd, hoe de jongeren over de schreef waren gegaan of hoe de oudjes in de vergadering verkeerd hadden geredeneerd of onjuiste beslissingen hadden genomen.’
De wereldoorlog is een spookbeeld, een schaduw. De verschrikkingen worden niet getoond, maar door de lezer onderhuids gevoeld. Ook migratie speelt een rol in Het verlaten land. Op dit gebied is er sinds de publicatie van het boek weinig veranderd in het huidige Noord-Afrika. Jongeren vertrekken nog steeds naar Frankrijk om geld te verdienen en de migratie destabiliseert de dorpen. Iedere samenleving heeft jongeren nodig, zij zijn het hart, zonder hen ontbreekt het aan feest, nieuw leven, stommiteiten en drama. In ruil voor het geld van Frankrijk krijgen de dorpen lege en kille straten.
Mammeri’s tweede boek De slaap der rechtvaardigen is een ideeënroman. Hij laat op de derde pagina de protagonist tegen zijn vader zeggen dat God niet de grootste is, omdat bij de oppergod het kwaad een noodzaak is, want anders heeft het goede geen bestaansrecht. Dus noodzaak is superieur aan God. De vader loopt het huis in en pakt een geweer om zijn Heer te wreken. De vader is een uitmuntend schutter. De zoon zet het op een rennen, en de kogels suizen langs zijn hoofd; zijn vader mist. Met opzet. Zijn zoon kan hij geen kwaad doen. De liefde voor zijn dierbare is groter dan die voor God.
Gingen Mammeri’s eerste twee romans over de koloniale periode, Opium of stokslagen verhaalt over de onafhankelijkheidsstrijd. De arts Bachir Lazrak woont in de hoofdstad Algiers en leeft met zijn Franse vriendin Claude een comfortabel leven. De dokter wil niets weten van de Onafhankelijkheidsoorlog. Door een samenloop van omstandigheden wordt hij gedwongen Algiers te verlaten en de vuile oorlog ingetrokken. In de bergen van Kabylië gaat hij bij het verzet en strijdt tegen de Fransen. Gedesillusioneerd zegt Bachir Lazrak aan het einde van het boek: ‘Ik zal geen glaswerk meer accepteren voor diamant, valse schijn. De waarheid! Met minder ben ik niet tevreden, de waarheid die je niet voor de gek kan houden en niet aan ketenen kan leggen… geen opium en geen stokslagen.’ Deze woorden zijn voor Mammeri zelf bestemd, want na het schrijven van Opium of stokslagen verlaat hij de literatuur en legt zich toe op de wetenschap. Hij wordt in de academische wereld een autoriteit op het gebied van de Berbertaal en -literatuur.
Tot op de dag van vandaag wordt er naar zijn werk verwezen. In 1957 verlaat hij Algerije omdat de Franse autoriteiten zijn werk als gezagsondermijnend zien. Hij leeft als balling in Marokko, en Tunesië, waar schrijvers als Assia Djebar en Ketab Yacine ook hun toevlucht zochten. Waarschijnlijk legt Mammeri in die periode contact met het Bardo Museum in Tunis, waar hij later als onderzoeker zal werken.
In 1962 wordt Algerije onafhankelijk en keert hij terug naar zijn vaderland. Hij schrijft de eerste toespraak die president Ben Bella bij de Verenigde Naties voorleest. Het is bittere ironie dat Mammeri daarna het werken moeilijk wordt gemaakt, omdat de overheid bij de onafhankelijkheid het Arabisch als officiële taal heeft ingesteld en bang is dat Mammeri’s wetenschappelijk onderzoek een Berberrevolte zou kunnen ontketenen.
Ondanks de tegenwerkingen gaat hij door met zijn werk. In 1969 publiceert hij een dichtbundel van de bohemien en dichter Si Mohand-ou-Mhand. Halverwege de jaren zeventig verschijnt zijn wetenschappelijke hoofdwerk, het Berberwoordenboek, en op 10 april 1980 maakt Mouloud Mammeri zich op om een lezing te geven aan de universiteit van Tizi-Ouzou in Algerije over zijn studie Poèmes Kabyles anciens, een omvangrijk boekwerk met historische gedichten en toelichtingen, verklaringen en een uitgebreid register. In Poèmes Kabyles anciens staat vooral lyrische poëzie, zoals het gedicht waar een heilige wordt bezongen:
Sta mij bij wanneer ze me hullen in het rouwkleed
En ik bij het wisselen van verblijf
Gescheiden word van mijn dierbaren.
Het gezag verbiedt de lezing, en Mammeri wordt de toegang tot de stad ontzegd. Het volk ziet in het verbod het zoveelste bewijs van de onderdrukking van de Berbertaal en -cultuur en gaat massaal de straat op. De machthebbers beantwoorden de protesten met grof geweld. Ook hier is de ironie niet ver weg: tegenwoordig draagt de universiteitvan Tizou-Ouzou de naam van Mouloud Mammeri en in deze universiteitsstad staat sinds de zomer van 2016 een levensgroot bronzen beeld van de schrijver. Sinds die aprildag in 1980 wordt de Berberlente, Tafsut Imazighen, jaarlijks wereldwijd gevierd.
Op Mammeri’s begrafenis in Taourit-Mimoun bewezen meer dan tweehonderdduizend mensen hun laatste eer aan de schrijver.
Na zijn dood wist Tahar Djaout, Mammeri’s literaire erfgenaam, de gapende kloof tussen overheid en volk tekenend te omschrijven: ‘De avond waarop jouw dood plots op de televisie werd bekendgemaakt, moest ik helaas opmerken – ondanks mijn onbeschrijfelijke kwelling – dat het de tweede keer was dat jouw naam werd genoemd: de eerste keer was om jou te beschimpen, in 1980, er werd een schaamteloze lastercampagne tegen jouw persoon gevoerd, en nu, deze keer, negen jaar later, om ons te vertellen van jouw overlijden. De staatstelevisie kon ons geen filmfragment van jou tonen. Ze hadden je nooit gefilmd, je nooit laten spreken.’
+
Het is 25 februari 1989, elf uur ’s avonds. Mouloud Mammeri heeft flink doorgereden. De jaren negentig stonden voor de deur en de volgende oorlog hing in de lucht, de Algerijnse Burgeroorlog, tussen de overheid en islamitische groeperingen. De schrijver Kateb Yacine zag de dreiging aankomen. Hij zei in maart 1988 tegen een Parijse vriend: ‘Er is een groot kwaad onder ons.’ Enkele maanden later komen er zeshonderd mensen om bij een volksopstand, de eerste tekenen van de Algerijnse Burgeroorlog, die het land drie jaar later alweer in bloedplenging stort en een decennium duurt.
Mammeri is al voorbij het Algerijnse Aïn-Delfa. Misschien zou hij rusten in El-Khemis, de eerstvolgende grote stad, in een hotel, bij vrienden of gewoon op de bestuurdersstoel van zijn auto. Het regent hard. Achter hem rijdt een taxi. Te dichtbij. In een bocht wordt Mammeri verrast door een stilstaande vrachtauto met knipperende lichten. Hij remt. De taxi achter hem reageert te laat en rijdt in op zijn Peugeot. Mammeri verliest de macht over het stuur, raakt van de weg en knalt tegen een boom. Enkele uren later sterft hij in het ziekenhuis.
Toen zijn collega een paar uur daarvoor Da Lmouloud vroeg om voorzichtig te zijn, lachte hij in de hoorn. ‘Kom op, maak je om mij geen zorgen,’ zei hij en voegde daar op schelmse toon aan toe, ‘je weet dat ik onsterfelijk ben.’
Op driekwart van Het verlaten land ontdekt de lezer dat hij Mokranes dagboek heeft gelezen. Wanneer Mokrane alleen en op verschrikkelijke wijze sterft, gaat het verhaal daarna verder, net als bij Mouloud Mammeri: het fatale auto-ongeluk heeft zijn academische en literaire werk niet in de lade gelegd. De tijd heeft de betekenis ervan alleen maar doen toenemen. De sleutel naar die bereikte eeuwigheid is zijn debuutroman; al het belangrijke werk van Mammeri ligt vervat in Het verlaten land en vele academici en schrijvers zijn aan hem schatplichtig: Da Lmouloud, de onsterfelijke grote broer.
Asis Aynan