Het heelal is oneindig, net als het onrecht dat Ali Aarrass is aangedaan
Leeswaarschuwing:
in onderstaande tekst wordt in een aantal alinea’s martelingen beschreven
Het was geen betoog of relaas, ook geen verslag. Misschien een getuigenis, maar dat doet geen recht aan het verhaal van de man in gesprek op het platform van de Riffijns-Duitse Yuba. Ik zal schrijven en hopelijk kom ik door de magie van associatie tot de juiste woorden. Het gesprek was in het Tamazight en dat is nog een reden om over de ijselijke steek te schrijven.
De geschiedenis van de man die Ali Aarrass (58) heet, was praktisch afwezig in de Nederlandse pers. Het enige wat ik terugvond was een verwijzing naar een goedbedoelde actie van Amnesty International. In het stukje, uit de Stentor van 03 november 2015, stond het volgende: ‘Ook gaat een brief de deur uit naar de Marokkaanse autoriteiten over Ali Aarrass. Amnesty vraagt de Marokkaanse regering om onmiddellijke vrijlating van Aarrass na berichten van marteling. Aarrass is op 29 september jl. in zijn cel in Marokko mishandeld door meerdere mannen.’ In de documentaire van Nederlandse makelij The good terrorist werd ook naar het onrecht dat Aarrass is aangedaan verwezen. Ik heb de documentaire destijds in de bioscoop gezien, maar kan mij niets herinneren dat de kwestie in de film ter sprake kwam. Dat Aarrass een Spaanse-Belg is, mag geen reden zijn voor onbekendheid met het verhaal, want het is even onbevattelijk als het alsmaar uitdijende heelal, net als het onrecht dat Ali Aarrass is aangedaan.
Aarrass wordt op 1 april (!) 2008 in Melilla (Mrietch), waar hij naar terug was verhuisd, door de guardia civil opgepakt en naar Madrid gevlogen. Hij werd verdacht van terrorisme. De Spaanse rechter achtte de mogelijke terreur onbewezen. Toch kwam Aarrass niet vrij. Marokko wilde hem verhoren. Ondanks protesten van Amnesty, want in Marokko wordt gemarteld, leverde Spanje hem 19 november 2009 uit. Hij had dus al één jaar en zeven maanden onterecht vastgezeten.
Daar werd hij verwelkomd met een martelsessie van twaalf dagen, waar Aarrass in het gesprek met Yuba over vertelde. Voor ik stapsgewijs de martelingen van Aarrass opschrijf, wil ik verwijzen naar de reactie van de Marokkaanse ambassadeur in Brussel op de reportage Amazigh. Met overslaande stem betoogde hij dat de foltering van mensenrechtenactivist Nasser Zafzafi een leugen was. Terwijl Zafzafi zelf op band zei geslagen en verkracht te zijn. Daar antwoordde de ambassadeur op dat het niet Zafzafi’s stem was. De verdediging van Marokko’s gezant was ambtelijke misleiding in maatpak. Iedere geïnteresseerde weet dat Marokko martelt. Zelfs buitenlandse mogendheden kunnen in Marokko martelen. Alles is in het land van de olijf en vijg te koop.
De klappen beginnen als Aarrass naar een geheime gevangenis nabij Rabat wordt gebracht. Als ze voor een tolpoort stilstaan duwen ze hem omlaag. Hij mag niet gezien worden en lijkt daarmee geen verdachte van een rechtssysteem, maar de buit van een geheime dienst.
De beulen willen tijdens de verhoren één ding weten en dat is waar de wapens liggen – terwijl die er niet zijn. Om daar antwoord op te krijgen, gaan ze in de martelkamer vol op het geweldsorgel. Aarrass weet exact nog hoe dat orgel klonk, wat verbluft, want je zou denken dat de geest ter bescherming zulke gebeurtenissen expres niet zo helder opslaat.
Ze sloegen Aarrass op zijn voeten, knieën en rug met knuppel en gasslang. Op de wonden werd zoutwater gespoten. Het zout in de wonden ontsmet, waardoor er geen bacteriële infectie ontstaat, want die kan leiden tot amputatie(s) of de dood. Je moet voor het regime heel en in leven blijven. Voor de monsters is het bijkomende voordeel dat het zout in de wonden de pijn vergroot. Het slaan op de gewrichten gebeurde ook als hij geboeid aan zijn handen aan het plafond hing of ondersteboven. Een bekende methode in de martelkerkers van Marokko, want in Een bevriend staatshoofd (Ambo, 1992) van Gilles Perrault hingen de gevangen ook al aan het plafond.
De beulen pasten verder de helikoptermethode toe. In het autobiografische stripboek Jaren van Lood – Het complex (Xtra, 2008) van Mohammed Nadrani is op pagina 32 tekening vier en zes te zien hoe dat eruit ziet. De gevangene hangt met zijn handen en voeten of aan de knieholtes aan een stalen buis. De slagen van de stokken van gummi van de wreedaards deden de rest.
Ook onderging Aarrass schijnverdrinking, waterboarding. Daarnaast zijn zijn geslachtsorganen geëlektrocuteerd. De verkrachting met een fles ontbrak eveneens niet.
Na vier dagen namen ze hem mee naar de Riffijnse stad Nador, want Aarrass vertelde dat daar de wapens lagen. De enige manier ze te laten stoppen met martelen was een verhaal te verzinnen. Toen de nero’s ontdekten dat er op de aangewezen plek geen wapens waren, werd hij op het politiebureau van Nador kapotgeslagen.
Terug in de geheime gevangenis begon de martelmarathon van voren af aan. Uiteindelijk verzon Aarrass nog een verhaal. Weer moest hij mee in de auto. De beulen waren ware sadisten, want tijdens die rit schiep een van de bruten er vermaak in, door aan Aarrass te vragen of hij hem niet herkende. “Alleen je stem,” antwoordde Aarrass.
Er waren natuurlijk geen wapens. Nu namen ze Aarrass mee naar een bos waar ze hem tot gruizels sloegen en meerdere malen naast zijn hoofd in de grond schoten.
Hij kreeg twaalf jaar cel en de folteringen bleven doorgaan.
Aan het eind van het gesprek met Yuba zegt Aarrass: het volk wordt geplet onder het koninklijke paleis dat regeert. En die angst is hoe een staat als Marokko het graag ziet. Maar er is iets veranderd. In de Franse documentaire Un pays qui se tient sage (2020) brengt de regisseur het geweld tussen de politie (robocops) en de demonstranten tijdens de protesten van de gele hesjes, die geregeld in een veldslag eindigde, in beeld. In de documentaire is te zien dat het gebruikte geweld van de Franse politie vaak excessief is en niets meer te maken heeft met de enige taak van het geweldsmonopolie; de staat, dus de burger, te beschermen.
Het doorgeschoten gedrag van de ordediensten kon alleen maar bewezen worden door de massale aanwezigheid van het oog van de telefooncamera. Ik kan mij de discussie van jaren geleden over cameratoezicht herinneren waarbij het argument werd gebruikt dat toezien via videocamera’s geen probleem kan zijn, want je hebt toch niets te verbergen?
Met de kennis van nu ben ik het daar mee eens, maar het is niet dat de burger niets te verbergen heeft, maar de overheid en haar diensten. Toezicht op het gedrag van instituties gebeurt door onze zaktelefoons. Het is daarmee niet helemaal juist dat het centrum van de macht, het paleis, het volk plet, zoals Aarrass zegt. Ze onderdrukken, zeker. Maar in inmiddels is het paleis door miljoenen ogen omringd die hen volgen en opnemen. Het was het oog van de telefooncamera die ons beelden uit 2012 van een bontenblauw geslagen Aarrass toonde, die in 2015 naar buiten kwamen. De Stentor doelde daar op in het korte stukje.
Het is mij tot slot meer dan duidelijk hoe het verhaal van Aarrass te duiden. Het was de stem van hoop. Het gezegde gaat dat de hoop als laatste sterft, maar na naar Aarrass’ verhaal weet ik dat hoop onsterfelijk is. Aarrass overleefde de martelingen door de hoop tot levensprincipe te verheffen, door diezelfde hoop weten wij wat hem overkomen is en door die hoop zal er echt iets veranderen.
Het onrecht dat Ali Aarrass is aangedaan is oneindig, maar de grote les die hij ons meegeeft is dat de hoop onsterfelijk is.
Asis Aynan
Ps 1: Verder lezen over dit thema? Lees het boek Eén erwt maakt nog geen snert.
Ps 2: Ter onderzoek om dit stuk te schrijven stuitte ik op de zaak Mohammed Fidaoui uit Leiden. De zoon van een topambtenaar kwam in 1996 om het leven door marteling in een politiecel in Tanger. Het radioprogramma Argos maakt er een 1998 radiodocumentaire over.