Herinneringen aan Ahmed Ziani
Het was 2007. Bijna kerst. Ik liep over het Leidseplein. Richting het cultuurcentrum De Balie. Daar wilde de dichter Ahmed Ziani afspreken. Hij was er al jaren niet meer geweest. Ziani was teruggekeerd naar Marokko, daar had hij een winkeltje. Over een aantal weken zou hij op het Haagse Winternachten festival optreden.
Ik had in de bibliotheek de vijfenzeventig pagina’s van de dichtbundel In steen zal ik schrijven gekopieerd en er een ringbandje doorheen laten halen. De bundel was nergens meer verkrijgbaar. Het indrukwekkendste gedicht uit de bundel is ‘Allal’. Het telt vijf pagina’s. ‘Allal’ was toen actueel en vandaag nog meer. Het begint als volgt:
Tot u richt ik mij, neem nota van mijn woorden!
Spreek tot mij en ik spreek tot u: denk na, broeder, denk na!
‘Allal’ staat symbool voor zij die huis en haard verlaten en op zoek gaan naar hoop, hoop die een lange weg van ellende inluidt.
Wij zijn geworden als sinaasappelen
Waarover op de markten wordt gesoebat
De één vindt ze bitter, de ander vindt ze te zuur:
Een derde zegt: ‘Haal ze weg, ze horen hier niet thuis!’
Ziani wist waar hij over sprak. Hij groeide op onder armoedige omstandigheden, die de volwassen Ziani dwongen als verstekeling aan boord te gaan van een vrachtschip in Casablanca. Op het schip verstopte hij zich dagen in een container.
Het gedicht ‘Allal’ maakt deel uit van Ziani’s migratieverzen, maar hij was vooral een romanticus: Lichtend verschijnt zij/ als een gedicht dat gezwind is op de tong/ als een regenboog geschraagd door de wolken./ als een zonsopgang die over de berghellingen rept.
In de Balie zat een mooie man met geolied haar. Het deed mij aan mijn moeder denken, die iedere dag haar lange zwarte haren met een luizenkam uitkamde, daarna er olie in aaide om er twee vlechten uit te halen. Ziani had een berg van een kuif.
We spraken over de avond op Winternachten. En zijn gastarbeiderstijd in Nederland. ‘Weet je waar Lelylaan is?’ en stak zijn rechterhand omhoog. Ik zag vier vingers. ‘Onder de tramrails moet die ene vinger liggen.’ Ook roddelden we over andere dichters. ‘Oh, die dichter. Weet je dat al zijn gedichten naar jus ruiken. Hij dicht alleen over eten.’
Toen ik hem een drankje aanbood, wilde hij geen alcohol, dat dronk hij niet. ‘Maar ik ben vaak dronken, hoor. Dit leven benevelt mij regelmatig, daar heb ik geen alcohol voor nodig.’
Aan het eind van de avond wilde ik het bundeltje papieren uit mijn tas halen om het te laten signeren. Ik deed het niet omdat ik mij ervoor schaamde. Uit een plastic tasje haalde Ziani zijn dichtbundel Jubelzang voor de bruidegom. Hij schreef er een lieve boodschap in en gaf het mij. In de tram las ik het drieluik Nador-Alhoceima-Amsterdam. De vertaler Roel Otten noemt het poëtische geografie. Toen de regisseur Bart Oomen mij een aantal maanden geleden belde met de vraag of ik hem een Marokkaanse dichter wilde adviseren, zei ik direct Ahmed Ziani. In de voorstelling Zandgasten, die deze zomer op de Parade staat, wordt het gedicht ‘Dochter van Al-Hoceima’ voorgedragen: Jij bent het raadsel dat ik zocht / maar niet kon vinden.
Op de Winternachtenavond interviewde ik Ziani en hij bracht nieuw werk, zoals het gedicht dat de dames op de eerste rij als puber meisjes liet giechelen.
en van spelletjes
met meiden,
zodat als ik ouder zou zijn
ik ze door zou hebben.
Maar nu ik ouder ben
ben ik erachter gekomen
dat ik nog steeds jong ben.
Ik had een tamja (bamboe fluit) meegenomen, als kind was hij herder geweest, en iedere Marokkaanse herder bespeelt de tamja. Hij besloot de avond met een improvisatie.
De volgende morgen werden we bij het radioprogramma OVT verwacht. Ziani verscheen in driedelig pak. “Zie je die twee duiven daar?” Het mannetje klom bovenop het vrouwtje. “In Marokko zie je duiven elkaar nooit liefhebben in het openbaar, net als de mensen.” Het oog van de dichter.
Kneed mij
Kneed mij met de handpalmen of vorm mij met ranke vingers.
Kneed mij met de overweldigende werking van je ogen.
Verlangen is de bode die mij tot jou voert!
Kneed mij in de bevalligheid die zo rijkelijk stroomt,
opdat ik opbloei tot een bloem op het bloembed bij de bron.
Kneed mij tot een lied meegevoerd door de bries:
De wolken zullen mij horen en
neerdruppelen in zegenrijke regen.
De wateren zullen mij zingen in melodieus gemurmel.
Ik zei: jou: Neem een deel van mij.
hoe ondeelbaar ik ook ben!
Ze mij: Jouw hart en lichaam zijn mij vertrouwd!
Dan zal mijn hart jou dragen wanneer
de Tijd jou niet meer dragen kan.
Laat mij reiken tot het firmament en
ik zal je vertellen wat daar is:
De sterren van jouw hemel
gaan eens onder, pluk de dag!
(2)
Asis Aynan
(1) Jubelzang voor de bruidegom, Ahmed Ziani, uitgeverij El Hizrja, 1997, vertaling Roel Otten
(2 Iɣembab yarezzun x wudem-nsen deg wudem n waman, Ahmed Ziani, 2002, 0riginele vertaling (frans) & transcriptie: H. Banhakeia & A. Boumalk, vertaling (Nederlands) & transcriptie K . Mourigh