Voordat mijn vader, om redenen die mij pas in mijn dertigerjaren duidelijk werden, voor de fundamentalistische islam viel, was hij meer dan een levensgenieter. Hij voorzag anderen van het schone des levens. Naast zijn lopendebandbaanbestaan in een hondenbrokkenfabriek was hij muzikant. Hij bespeelde vooral de bolvormige gitaar, de luit. Hoe hij zijn luit als een valse godheid in naam van zijn nieuwe geloof kapotsloeg, verwijs ik naar mijn laatste boek Gebed zonder eind.
Ondanks dat vader in mijn jeugd nauwelijks de luit bespeelde, keek hij regelmatig naar concertvideo’s en kleinkunstfilms, waarin vooral Egyptische artiesten zoete rollen speelden – alsof hij een ex-roker was die af en toe een sigaret in zijn mond stak, maar niet aanstak. Voor het beeld, die kleinkunstfilms doen ergens in de verte lijken op ‘t Schaep met de 5 pooten, maar dan ook heel erg in de verte. Eén van vaders inspirators was de virtuoze luitist, zanger en acteur Farid el Atrache. Het leverde mijn vader de bijnaam Farid op. Vraag in zijn geboortedorp naar haji Farid en de senioren op het marktplein weten over wie je het hebt.
Bovenstaande twee alinea’s zijn in enkele minuten opgetekend. De meeste tijd heb ik besteed aan het woord ‘kleinkunstfilm’, omdat ik niet weet hoe je het filmgenre noemt waarin spel en zang worden beoefend.
Ik ben onlangs vijfendertig jaar geworden. Toen mijn vader tien jaar geleden overleed, probeerde ik soms voor te stellen hoe het nu zou zijn. Ik wist dat ik het ingeslagen verlichtingspad verder zou bewandelen, en dacht daarmee de verbinding met mijn vader te verliezen. Ik vermoedde volledige vervreemding en weinig meer aan hem te denken, dat een groot deel van de herinneringen onder de wrede gum des tijds terecht zouden komen.
Tien jaar later blaakt de gedachtenis aan hem vol leven, ben ik in culturele en artistieke zin nooit zo vrij geweest en het grote wonder is dat de mate van mijn liefde voor hem niet bij zijn dood is gestopt, maar na zijn verscheiden alsmaar verder groeit.
Ik ben lang bang geweest voor de dood, omdat bij het uitblazen van de laatste adem ik geloofde dat je in het grote niets terechtkwam. De dood van mijn vader heeft mij geleerd dat dat niet klopt. Het leven is eindig, maar het gevoelsleven dat de doden bij ons doen groeien is onsterfelijk, en daarmee zij eveneens.
Asis Aynan