Laf, hoor
In september verscheen het boek Zwijg, allochtoon van de Vlaamse Rachida Lamrabet. Het ‘allochtoon’ in de titel viel op, omdat in Nederland het woord steeds meer in onbruik raakt. De laatste keer dat ik Lamrabet zag, was bij een debat in Antwerpen, waar een hoogleraar vreemde uitspraken deed.
Lamrabet beschrijft in het essay Zwijg, allochtoon over een zomerse affaire die mij volledig was ontgaan.
De schrijfster schreef het script voor de korte film Project Deburkanisatie. In die film geeft de schrijfster een stem aan een vrouw die zich gediscrimineerd voelt door de staat om haar gezichtssluier. Nadat de kortfilm uitkwam, gaf zij een interview aan weekblad Knack, waarin ze stelde dat het verbod op gezichtsbedekking in België vrouwen onderdrukt. De gedachte achter deze uitspraak werkt ze uit in het essayboek.
Haar werkgever Unia zag die uitspraak in Knack als breekpunt, en zegde het vertrouwen in Lamrabet op. Ontslag volgde. Unia is een soort antidiscriminatiebureau, waar Lamrabet zestien jaar als juriste werkte, en had niets met het filmproject te maken.
Ik woon niet in Vlaanderen en heb niets van de Lambrabetzaak meegekregen, totdat ik het boek las.
Ik ken Rachida Lamrabet nu zo een tien jaar en ben het soms eens en soms oneens met haar opinies. Zoals dat gaat. Haar werkgever is het niet eens met haar en trekt daar conclusies uit en dat is laf. Lamrabet heeft zestien jaar bij het antidiscriminatiebureau gewerkt en ze waren dondersgoed op de hoogte van haar kijk op de wereld. En wat zegt Lamrabet nu eigenlijk? Ze is tegen het ‘boerkaverbod’. Meer niet. Er moet daarom veel meer aan de hand zijn tussen Lamrabet en Unia.
Afgelopen zomer was er nog een organisatie die zich laf gedroeg: Het Algemeen Dagblad. In die krant verscheen de column Nouri vs. MH17 van Hanina Ajarai. In die column schreef zij dat het uit de lucht geschoten vliegtuig haar niets deed, maar de hartstilstand van Ajaxied Abdellah Nouri met blijvende hersenschade tot gevolg, raakte de columniste diep.
Het stukje bracht de columniste in de problemen, en een desastreus tv-optreden maakte haar positie er niet beter op.
Toen Ajarai de column publiceerde, was ik op vakantie en besprak met vrienden in de tuin het stuk. Toen eerst de onsmakelijkheden over haar stelling waren uitgewisseld, werd nog een poging gewaagd: Wat was de bedoeling van de schrijver? Ik kwam tot de conclusie dat Ajarai een belangrijk onderwerp te pakken had, maar ze gaf zich geen tijd om het uit te denken en faalde daarom in de uitwerking.
Een aantal columns na Nouri vs. MH17 nam de hoofdredactie afscheid van Hanina Ajarai. Iets soortgelijks overkwam de activist Dyab Aboujahjah, die columnist was bij de Vlaamse krant De Standaard. Aboujahjah keurde een Palestijnse aanslag op Israël goed.
De hoofdredactie van het Algemeen Dagblad gaf Ajarai een plek, omdat zij verhalen ‘uit de moskee’ (lees Marokkaanse gemeenschap) kon vertellen. En dat deed Ajarai. In een interview met BNR Radio zei de hoofdredacteur dat columnisten als Ajarai belangrijk zijn om hun geluid. Maar. Zodra het een klein beetje moeilijk werd, moest dat geluid uit. Hij nam afscheid van haar, omdat “we hebben moeten constateren dat er onvoldoende binding was met de lezer,” zei hij tegen Nrc. Een columnist kwalijk nemen dat hij niet voor binding zorgt? Vreemd, hoor.
In datzelfde BNR-interview zei de hoofdredacteur dat de columniste prima kon schrijven, toen hij van haar af moest, hintte hij in het Mediaforum van Radio 1 ernaar dat de schrijfkwaliteiten van Ajarai ondermaats waren. Laf, hoor.
Asis Aynan