Mijn gedichtenschrift
Vorig jaar verscheen het uit niets op de website van het Vlaamse tijdschrift Knack een recensie van dichter-schrijver-vertaler Benno Barnard over Gebed zonder eind. Toen ik klaar was met lezen van het stuk was ik dronken van geluk.
Ik kende Benno Barnard niet, evenmin zijn werk, wel had ik van hem gehoord. Sharia4Belgium zorgde er in 2010 voor dat de Barnard zijn lezing ‘Leve God, weg met Allah’ op de universiteit van Antwerpen niet kon uitspreken.
De islamitische beweging die de koranische wetten in België wilde implementeren, was niet my cup of tea, en de titel van de lezing was ook een ver van mijn bed show, daarom heb ik mij er destijds niet verder in verdiept.
Heel af en toe kwam Benno Barnard ter sprake, zoals die ene keer dat ik aan een Vlaamse schrijver vroeg of hij de dichter-schrijver-vertaler kende, antwoordde die: Oh, die fascist, nee, die wil ik niet kennen.
Toen in de Berberbibliotheekreeks Liefde met een lok haar van de ‘analfabete schrijver’ Mohammed Mrabet verscheen en het ons spannend en verrijkend leek de dichters Hagar Peeters en Benno Barnard samen op te laten treden bij de presentatie, meldden zich enkele mopperaars bij ons, en niet om Peeters.
Ik denk dat de hatelingen en pruttelaars, net als ik, nooit een boek van Benno Barnard hebben gelezen. Toen onlangs van hem Mijn gedichtenschrift verscheen schafte ik het aan, en het is hoogst origineel en de opzet is zeer eenvoudig; de kracht van het boek.
Ieder hoofdstuk begint met een poëziestuk van een dichter, waarna Barnard het van commentaar voorziet. Met commentaar doel ik hier niet op een kritiek of een uitleg, oké, heel af en toe toont de schrijver ons zijn interpretatie. Maar de gekozen gedichten behandelen thema’s die Barnard belangrijk vindt, en er gaat me toch een blik mooie, zinnige herinneringen open, ook neemt de verzamelaar ons mee op reis en het grootste kunststukje van het boek; hij probeert aan de hand van de ‘powesie’ de geschiedenis te duiden.
Wie denkt dat Mijn gedichtenschrift een cursus poëzie is, denkt in de verkeerde richting. Onlangs fietste ik over de Amsterdamse Wibautstraat, en de bakker had met wit krijt op een groen bord geschreven: De cursus broodbakken begint weer. De grootste belediging voor een ambacht zijn enkele lessen die pretenderen een kunstenaar van je te maken. Kunstenar.
Benno Barnard is geen cursusleider, maar een huiskamerleraar, een onderwijzer die veel weet, openlijk twijfelt en met wie je kunt lachen.
Het boek opent met een gedicht van Herman de Coninck, wat volgt is een verhaal over de vriendschap tussen de twee dichters. Geen lofzang, ook geen trappen. ‘In zekere zin hebben zijn woorden mijn ideeën over vrouwen jarenlang negatief beïnvloed, omdat ik aannam dat hij, na twee huwelijken, wel wist waar hij het over had.’ Herinneringen en overpeinzingen. Het verhaal eindigt met de woorden. ‘Als tabak kon praten, klonk hij zoals Herman.’ Het openingsstuk is de aankondiging van een bijzondere leeservaring.
Het boek bevat ook veel dichters die ik niet ken, de meesten eigenlijk, maar geen enkel moment voel ik mij stom, of wereldvreemd – een goede leraar laat stompzinnigheid nooit wortel schieten. Ik had bijvoorbeeld nooit gehoord van de Ier Cathal Ó Searcaigh die in het Gaelic schrijft – een taal die mij ook onbekend was. Een Europese taal die (nog) door 60.000 mensen wordt gesproken. Van Cathal Ó Searcaigh is het gedicht ‘Lamento’ opgenomen. Het is een van de mooiste en ontroerendste gedichten uit het boek. Hoe graag ik ook wil, er is gewoonweg niet uit te citeren. De zinnen zijn draden waar een Keltisch tapijt van geweven is, en daar kun je niet een paar patronen van tonen.
‘Lamento’ is door Barnard vertaald. In de bundel zijn veel gedichten door de verzamelaar vertaald, ook het gedicht van de blinde Friese dichter Tsjêbbe Hettinga. Het niet alleen B.B. die vertaalt, ook mag Google Translate een poging wagen.
Er is een werk van Willem Barnard opgenomen, de vader van. Hij schreef ook onder de naam Guillaume van der Graft. De zoon opent na het gedicht zijn stuk als volgt: ‘Het navolgende is zo intiem dat ik het alleen in het openbaar kan vertellen.’ Het verhaal dat volgt is inderdaad intiem, maar niet schaamteloos. En dat geldt voor het gehele boek, dat in wezen een lang goed gedicht is: vertrouwelijk en onschendbaar.
Asis Aynan