Geestelijksbreed
Enige tijd geleden onderhandelde ik over de boekrechten van ‘Gezichten’, het laatste deel van de jarentrilogie van Mohamed Choukri. De andere twee romans uit de cyclus zijn ‘Hongerjaren’ en ‘Jaren van dwaling’. De drie romans zijn belangrijke autobiografische geschriften over de wederwaardigheden van Mohamed Choukri in het noorden van Marokko, de Rif. Nadat de onderhandelingen rond waren, feliciteerde degene met wie ik mailde, ons, de Berberbibliotheek, voor het binnenhalen van de vertaalrechten, én ze vroeg mij de hartelijke groeten te doen aan Mohamed Choukri.
De schrijver Choukri was al jaren overleden, namelijk in november 2003.
Aanvankelijk moest ik lachen om de blunder, maar vervolgens drong het tot mij door dat we de vertaalrechten van een boek hadden gekocht bij iemand die blijkbaar niets van Mohamed Choukri en diens werk wist. Choukri was een nummer dat een bedrag opbracht. Ik denk dat dit een treffend voorbeeld is van postmoderne vervreemding.
Ik vertel u dit verhaal omdat ik vorig jaar met een aantal mensen van de Nederlandse ambassade in Marokko aan een tafeltje zat op het terras van de Hogeschool van Amsterdam, mijn werkplek. Ik was door het ministerie van Buitenlandse Zaken benaderd om mee te denken over culturele initiatieven in de Rif. Toen we op het terras, op een steenworp afstand van de Wibautstraat, zaten, merkte ik hoezeer het ambassadepersoneel slecht geïnformeerd was over de Rif, haar volk, geschiedenissen en identiteit. Het overheidspersoneel zag het ongeloof in mijn ogen, en ik herkende op mijn beurt de glans van aporie in hun kijkers.
Het werd aan het tafeltje duidelijk dat zonder kennis van zaken geen enkel zinnig en bestendig initiatief opgezet kon worden in de Rif.
Op de fiets naar huis dacht ik aan de woorden van mijn oom. Hij woont in de Rif en een van zijn rake observaties is dat Amsterdam voor hem dichterbij is dan Rabat, de hoofd- en ambassadestad. Vanaf ieder vliegveld in de Rif is het minder dan drie uur vliegen naar Amsterdam. Naar Rabat, of Casablanca, de grootste stad van Marokko, is het een halve dag rijden.
Ook zegt mijn oom, dat hij niets in die steden te zoeken heeft: “Wie daar naar toe moet, heeft een probleem; je gaat naar de gevangenis of het ziekenhuis.”
Niemand gaat voor zijn lol of voor de lol naar Rabat, aldus mijn oom. Dus vraag hem niet te vertellen over het leven van een rbati of cazaoui. Hij heeft geen idee. Ik denk dat dit ook voor de Rif geldt wat het ambassadepersoneel betreft. Maar mijn oom heeft geen binding met Rabat en dient de staat niet, hij staat enkel in dienst van zijn olijvengaard en muildieren.
De oud-correspondent in Marokko Kees Beekmans was in Casablanca gestationeerd. Hij vertelde mij een keer dat zijn hoofdredactie hem vroeg naar de Rif te verhuizen. Hij weigerde. Het moet wel leuk blijven, was zijn antwoord.
Maar wie heeft ooit beweerd dat belangrijk werk leuk moet zijn?
De Rif is voor Nederland van belang. De meeste Marokkaanse-Nederlanders komen daar direct of indirect vandaan, het gaat om meer dan negentig procent van de Marokkaanse gemeenschap alhier, aldus onderzoek van de Universiteit van Tilburg. Het gebied is ook een belangrijke toon van de geschiedenis, want Rif is in wezen verantwoordelijk voor de oprichting en inrichting van het piepjonge Marokkaanse koninkrijk, zie de Rifoorlog van 21-26, de burgeroorlog van 58/59, de staatsgrepen van 71 en 72, het broodoproer door de ‘awbach[1]’ van 84 en de huidige volksopstand onder de naam Hirak, die op ditzelfde moment gaande is. En dan heb ik het nog niet over Algerije en Spanje, die alleen begrepen kunnen worden door de geschiedenis van de Rif te kennen.
Je kunt zonder kennis vanuit Rabat niets opzetten in de Rif, daar weten de centrale Marokkaanse overheid en zijne doorluchtigheid alles van.
Alles wijst erop dat de positie van de Rif in de toekomst groter en sterker zal worden, als autonome streek of zelfs het herstel van de Rifrepubliek als resultaat. Daarom is het prudent en getuigt het van inzicht om een dependance op te zetten in de Rif. Geen consulaat, maar een ambassade en dan kunnen de medewerkers in alle rust en vertrouwen hun culturele activiteiten opzetten in de regio die geestelijksbreed dichterbij bij Amsterdam dan Rabat ligt.
Asis Aynan
(Ambassadeur Désirée Bonis)
[1] De vader van de huidige koning van Marokko was Hassan 2. Hij noemde het Riffijnse volk in een televisietoespraak ‘awbach’, dat betekent iets als beesten.