Hoelang nog kunnen we deze mensen voor de gek houden?
In Eén erwt maakt nog geen snert schreef ik dat ik tijdens het schrijfproces van het essay terechtkwam in de draaikolk van de geschiedenis. Het verdriet over mijn familie en anderen heeft mij tijdens de research en het schrijven niet verlaten. Ik zag namelijk pas tijdens de dialoog tussen mij en het papier hoe groot het leed was door de honger, de oorlog, de vergiftigingen door gifgassen, de ziektes en de uiteindelijke dood.
Het is menseigen om dan ook de schuldvraag te stellen, maar werkelijk nergens antwoordde iemand door zijn vinger op te steken. De Rif werd dus vanaf 1909 bezet, mens, paard en grond werden uitgeput, het land werd in een oorlog gestort, waarin tegen de strijders, volk, gewassen en grondwater mosterdgas werd gebruikt. De oorlog duurde tot 1927, waarna de Spaanse en Franse bezetting tot 1956 duurde (en veroglens door Marokko werd overgenomen).
Daarom schreef ik onderstaande op in Eén erwt maakt nog geen snert:
Nog bedwelmd van de slaap en de maalstroom van mijn gedachten zocht ik op het internet naar een advocatenkantoor voor mensenrechten en schreef een mail over het niet-erkende Riffijnse leed veroorzaakt door een aantal Europese landen. Ik drukte de volgende middag op verzenden en kreeg prompt antwoord. Het was juridisch een moeilijk verhaal, maar het kantoor kende de zaak en had er in het verleden zelfs naar gekeken. Het kantoor nam door drukte geen werk aan. Hopelijk leest een mensenrechtenadvocaat dit essay en ontvlamt het ooit tot een aanklacht die al het verdriet en misdaden erkent dat de daders hebben aangericht.
Nadat het essay verscheen, bezorgde ik bij de mensenrechtenadvocaat een exemplaar. De mensenrechtenadvocaat stuurde mij een aardige mail terug en ik mocht alsnog langskomen. Het gesprek met de advocaat duurde niet langer dan een half uur, maar deed mijn beeld, zoals bij een telefoon, kantelen, want mijn blik werd in een beweging verbreed. Wat ik toen zag, kan het best samengevat worden als “It’s the economy, stupid.”
Dat zit zo.
Ik ben opgegroeid met het idee dat regering en parlement de belangrijkste en de allerhoogste organen zijn van een (democratisch) land en dat je bij hen moet zijn om beschadigde eer en een verkeerd geschetste geschiedenis te herstellen. Maar zoals enkele Nederlandse voorbeelden als de politionele acties, de Lockheed-affaire, Srebrenica, het kindertoeslagschandaal en al die andere vreselijke dwalingen ons laten inzien, gaat de overheid nooit zomaar iets toegeven.
Dus toen ik aan de mensenrechtenadvocaat vroeg hoe we het niet-erkende Riffijnse leed erkend krijgen, was het antwoord dat ik niet bij de betrokken natiestaten moest zijn, want die hebben de oorlog en het gifgas in hun archieven verstopt.
Wat dan te doen?
Bedrijven, antwoordde de mensenrechtenadvocaat. Ga op zoek in de literatuur en de archieven naar bedrijven, organisaties en instellingen die direct of indirect aan de bezetting of de Rifoorlog geld hebben verdiend, als die ondernemingen nog bestaan kunnen ze, met medeweten van het publiek, aangeschreven worden. Een reactie, reflectie op het handelen van de maatschappij en de eigen geschiedenis is het minste wat ze kunnen doen.
Het komende jaar ga ik naast mijn docentenwerk en mijn schrijven op zoek naar Nederlandse ondernemingen die zich door het Riffijnse leed hebben verrijkt. Samen met de mensenrechtenadvocaat zullen we als de tijd rijp is in de openbaarheid komen met het opgebouwde dossier.
Sommigen zullen zich afvragen waarom ik geen onderzoek doe naar Duitse, Spaanse en Franse bedrijven. Want de wanbedrijfen kwamen toch van hen? Het antwoord is triviaal. De mensenrechtenadvocaat werkt met het Nederlands recht. Maar ik moedig wie in Duitsland, Spanje of Frankrijk woont, en engelgeduld bezit, aan om de archieven aldaar in te duiken.
Wellicht is het handig om hier te delen hoe ik zoal te werk ga. Ieder land kent nationaalarchieven en daar kun je gericht zoeken. Ook bewaren havens en spoorwegen al hun stukken. Wetenschappers brengen hun dagboeken, registers en ander materiaal vaak onder bij wetenschappelijke instituten. Een onderzoeksjournalist vertelde mij dat privéarchieven de parels zijn omdat die nog niet door een ambtelijk apparaat zijn gehaald.
Maar volgens mij moet je het vooral hebben van toeval, zoals het volgende voorbeeld. Een lezer van Eén erwt maakt nog geen snert attendeerde mij op Beroep: meesterspion, het geheime leven van prins Bernhard van Philip Droge.
Prins Bernhard zat voor hij zich tot Nederlander liet neutraliseren bij de Schutzstaffel (SS). Een club die de Zwarthemden werden genoemd en op hun leren pet droegen ze een doodskopembleem. Doodeng allemaal. De SS maakte deel uit van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NDSAP) van Adolf Hitler.
Bernhard was huisgenoten en dikke vrienden met Heinrich en Paul Langenheim. Ook SS’ers Hun vader was Adolf Langenheim en die woonde in Tetouan (Titwan, Titawin). De nazi Adolf Langenheim zette in de Rif de Noord-Afrikaanse afdeling van NDSAP op. Hij was ook mijningenieur.
De vreemde mogendheden hadden interesse in de Rif vanwege de ijzererts in de grond. Langenheim werkte van 1910 tot 1914 voor het Haagse Wm. H. Muller & Co. Op Wikipedia las ik dat Wm. H. Muller & Co eerst en vooral een handels-en scheepvaartmaatschappij was, maar ook ijzerertsmijnen bezat. In de Rif dus. Gelukkig bestaat Wm. H. Muller & Co nog. Het fuseerde eerst tot Internatio-Müller (IM) en daarna werd het IMCD (Internatio-Müller Chemical Distribution) te Rotterdam.
Het is een juiste en een beschaafde vraag om aan Internatio-Müller Chemical Distribution te vragen waarom ze ijzerertsmijnen in de Rif hadden?
Ik zal komend jaar op onregelmatige basis op mijn website mijn vondsten, vorderingen, vragen en frustraties delen. Over een jaar hoop ik een staalkaart klaar te hebben.
Tot slot. Het gaat mij niet om wiedergutmachung, schadeloosstelling of een andere vorm van herstelbetaling. Ik wil dat de bedrijven, instellingen én landen die het ‘ongekende onrecht’ hebben aangericht dat erkennen en in hun geschiedenissen opnemen.
De schrijver George Orwell vroeg zich in het essay Marrakesch uit 1939 af: ‘Hoelang nog kunnen we deze mensen voor de gek houden?’ Niet meer. Klaar.
Asis Aynan