In de trein terug
We zaten met z’n drieën in de trein. De nachttrein van Utrecht naar Amsterdam. Ik probeerde het gedicht van Ahmed Ziani – die deze zomer in het Spaans-Afrikaanse Melillia overleed – dat over een treinreis Utrecht-Amsterdam gaat voor de geest te halen. Het lukte niet, het was al laat.
We spraken over Ahmed Ziani. Het plotselinge overlijden van de dichter houdt de vriend rechts van mij bezig. Ziani is zijn generatiegenoot. Ook delen ze de ruige reis naar Europa en het vele vallen en weer opstaan in Nederland. De dichter vestigde zich een aantal jaar geleden weer in Marokko. De vriend heeft hier een vrouw ontmoet, samen maakten ze een Amsterdams gezinnetje.
Deze zomer overleed ook de Amsterdamse dichter Chacha, eveneens een groot voorbeeld voor de vriend. Hij vertelde in de trein, die dwars door de nacht raasde, dat hij door het sterven van de dichters in een existentiële crisis is geraakt.
Hij voelt zich onbegrepen. Hij gebruikte ook het woord ondankbaar. Waarom zijn mensen zo ondankbaar, vroeg hij zich hardop af.
Ik keek naar een man die door beleidstaal eerstegeneratie wordt genoemd. De zomer had hem aangegrepen, misschien wel veranderd.
In oktober wordt een poëzieavond georganiseerd over het werk van Chacha en Ziani. “Daarna vertrek ik met onbekende bestemming,” zei de vriend. Hij had het thuis besproken en met zijn werk geregeld. Sinds zijn vlucht uit Marokko waren er te weinig reflectiemomenten. Hij moet terug naar die plekken waar hij verbleef op weg naar Nederland. De vriend had geen goede herinneringen aan die steden, aan die dorpen. Er was een vlucht voor een wild zwijn, de mensen die geen poot uitstaken en die nachten met de hemel als dak.
Hij gaat naar die plekken met de herinneringen aan toen, de grote levensvragen van nu en de twee dichters als bagage.
Hij kwam toen met de trein naar het noorden en “ik ga met de trein terug.”
Asis Aynan